de ritselingen van opgeroepen geesten.
Het is de Neo-Platonische en -Pythagoreische mystiek, die aldus het
geheim der natuur wilde lezen. In de eerste eeuwen onzer jaartelling,
toen de menschelijke gedachte een bewegelijkheid had als nooit
tevoren en op alle wegen uitging om waarheid te zoeken, vond ook de
magie grooten aanhang. Jamblichus (± 300) had een beroemden naam
als filosoof, maar ook als wonderdoener en bezweerder der geesten en
van hem vertelde men, dat hij Eros en Anteros, geesten van liefde en
wederliefde, in levende gestalten uit twee bronnen van zijn syrisch
vaderland te voorschijn riep. In den tijd der Renaissance, toen het
kerkelijk systeem was losgemaakt en het denken ongehinderd op vrije
wegen ging, was ook aanstonds de geesten-theorie gevonden als middel
tot doorgronding van het bestaande. Heel de natuur is een werk van
geestelijke machten welke men kan leeren kennen en op welke men kan
invloed oefenen door de magie. De naam Paracelsus zegt genoeg: maar
er is een andere naam, die in verband met Faust meer zegt: Agrippa von
Nettesheim († 1535), want deze man is niet slechts een belijder der
natuurmystiek, maar is ertoe gekomen langs den weg van Faust. En
terwijl zijn eene geschrift den titel draagt: "over de onzekerheid en
ijdelheid der wetenschappen" heet het andere "okkulte filosofie"; de
weg dóór het verstand tot de klacht "ik zie dat ik niets weet" en vàn de
klacht tot de fantasie.
Nu is voor Faust de wereld veranderd en de kennis geen herleiding
meer tot het Onbegrepene. Ons eigen streven begrijpen wij: tenminste
is het feit onzer eigen strevende natuur ons zóó vertrouwd, dat wij hier
geen geheimenis achter zoeken, dan welke wij rechtstreeks verstaan.
Hetgeen aan ons streven verwant is en tot vorm van streven kan herleid
worden, achten wij ook begrijpelijk. Welke nieuwe zienswijs, wanneer
op eens de geheele natuur met haar werkingen wordt voorgesteld als
aan ons streven verwant!
"Wanneer de natuur u onderwijst, dan gaat de zielenkracht voor u open
en verstaat ge hoe de eene geest tot den andere spreekt"; "de
geestenwereld is niet toegesloten; uw verstand is toe en dood uw hart.
Rijs op leerling! En baad onbezwaard uw aardsche borst in het
geestes-morgenrood." Bij de aanschouwing der magische teekens,
waardoor de beschouwer in rechtstreeksche aanraking komt met de
aangeduide geestelijke kracht, vloeit zaligheid door alle zintuigen, een
jong en vernieuwd levensgeluk stroomt nieuwgloeiend door Faust's
zenuwen. Is het een God die in het magisch teeken die macht heeft
neergelegd? Is hij, Faust, zelf een godheid? Hem wordt het tot licht van
binnen en de werkende natuur ligt voor zijn ziel geopend!
4. Faust's klacht herhaald (verschijning van den Aardegeest).
Deze toenadering tot het wezen der natuur, en waarbij de magiër niet
slechts de natuur bedoelt, maar het hart der wereld en der werkelijkheid
zelve, heeft het kenmerk der voorbarigheid. Wat Faust van het daglicht
der wetenschap verzekert, kan ook van het nachtlicht der magie gelden:
"De geheimenvolle natuur laat in het licht des daags zich van haar
sluier niet ontdoen en wat zij niet verkiest aan uw geest te openbaren,
dat ontwringt gij haar niet met hevels en met schroeven". Ook voor de
magische fantasie opent zij haar geheim niet.
De geestesverrukking van Faust, als hij uitroept "o welke weelde welt
in dezen aanblik" is begrijpelijk. "Welke weelde vloeit door al mijn
zinnen! Ik gevoel jong en heilig levensgeluk gloeiend door zenuwen en
aderen stroomen. Was het een God, die deze teekens schreef, die mijn
innerlijke bruising bedaren, mijn arme hart vervullen met vreugde, en
met geheimzinnigen drang de krachten der natuur rondom ontsluieren?
Ben ik een God? ik gevoel mij zoo licht!" De geestesverrukking van
Faust is begrijpelijk, omdat zij de opstijging der ziel is uit de
neerslachtigheid tot de hoop. Terwijl plotseling de klacht staakt en een
nieuw vergezicht geopend wordt, trilt de aandoening door alle zenuwen
en wordt de gang der gedachten rythmisch; de ziel is alreeds door het
nieuwe licht omstraald--zoolang de opwekking duurt. Weldra zal de
weg der fantasie een pad van vergissing blijken, wanneer het spiedend
oog ook daar de richting kwijt raakt. De denker Faust zal ontwaren, dat
deze wereld niet de gelijke is van den menschegeest en dat het
Onbegrepene ook hier mensch en wereld uit elkaar scheidt. De
droomen der magie voeren eerst recht het Onbegrepene tot vlak nabij
en ontstellen den geest, die waarheid zoekt.
Het was de vraag om wereld en natuur te begrijpen uit verwantschap
met den menschengeest: dan zou hun zin ontsluierd zijn en het geheim
der dingen openbaar. Maar het spreekt vanzelf, dat deze verwantschap,
al bestaat ze ook, dieper ligt dan ons bewustzijn. Maar zou er sprake
zijn om wereld en natuur te begrijpen uit verwantschap met den
menschengeest, dan zou deze verwantschap bestaan moeten juist met
ons bewuste zieleleven. Wat hielp het, zoo de
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.