Goede Vaêr Tromp | Page 3

Pieter Louwerse
van opendoen, Huib! Ben-je dan dat kostelijk zeegevecht bij Duins vergeten?"--
"Ho, dat is al elf jaren geleden, en toen liep je aan moeders hand naar het strand om schelpkens te zoeken! Zoo'n jongske moest daar niet van willen meêpraten. Toen was toen, en nu is nu!"--
"Denk-je' dan, Huib, dat wij te Scheveling nooit ergens anders over kallen dan over scholletjes en tongetjes? Vader heeft me dikwijls verteld...."
"Dat je een wijsneus waart, zeker! Maar ik geef onzen Vice-Ammiraal Witte Corneliszoon De With gelijk. Die klaagt ook over den slechten toestand der vloot, en zal er bij gelegenheid wel eens een woordje over spreken ook. Als 't moet dan durft hij 't onzen Hoog-Mogenden wel vlak in het aangezicht te zeggen!"--
"Een lieve jongen, die De With! Een....
"Wel ja, 't staat je fraai zoo over je meerderen te spreken! Heb ik geen gelijk gehad toen ik ze?, dat je een wijsneus was?"--
"Een wijsneus? Je scheldt me altijd uit ook! Heb je dan zelf niet verteld, dat hij eens voor een krijgsraad, waarvan Tromp voorzitter was, heeft moeten verschijnen, en dat hij op den raad, hem gegeven, om den Stadhouder vergiffenis te vragen, geantwoord heeft: "Dat en doe ik nooit ofte nimmer! Ik ben een eerlijk man, en geen kwajongen!"--
"Dat's waar!" zeide Huib.
"Zoo, dàt jok ik dus niet! En is het ook niet waar, dat hij met Tromp, Evertsen, De Ruyter, ja, met de heele wereld overhoop ligt?"--
"Dat 's ook waar!" was het antwoord.
"En vloekt hij onze matrozen niet doof, en zien wij hem niet liever gaan dan komen, zeg?"--
"'t Is waar, 't is altemaal waar, Jonge Kees!" luidde het eenigszins ontevreden. "Maar, jongen, je moest hem van zijne jeugd afaan gekend hebben, zooals ik hem ken! Je moest net, als ik, met hem, al vechtende, van den Burgheuvel te Oostvoorne gerold zijn, dan zou je anders praten. Een ruw man, dat is hij, door en door! Vloeken, razen, kijven en schelden, dat kan hij als de beste Schevelingster, die er naar Den Haag loopt. Maar vechten kan hij ook, en bang-zijn is een woord, dat hij niet en kent. Eerlijk is hij als goud en ... het Vaderlandt ghetrouwe!"--
"Dat's waar!" zeide Jonge Kees op zijne beurt.
"En," vervolgde Huib, "als je je plicht doet en toont dat je nog wat meer kan dan een schaftbak leeg maken, dan mag hij je eens uitschelden voor al wat leelijk is, als hij een uur later bij je komt, dan is hij alles weer vergeten!"--
"Ei, Huib, dat zou 'k maar zachtkens zeggen! Is hij dan van onzen "Goeden Vaêr Tromp" zulk een excellent vriend? En van den Zeeuwschen Ammiraal Jan Evertsen?"--
"Hoor eens, Kees, je slaat daar als een blinde vink door! Onze De With vind het niet pleizierig, dat hij gelijk gesteld wordt mèt, ja, soms onder de bevelen moet staan van een Ammiraal uit een kleiner gewest dan Holland. En wat Tromp betreft, goed is hij, en die durft te zeggen, dat hij dat niet en is, die moet dat maar eens onder vier oogen durven vertellen, dan zal ik toonen, dat de oude Huib Maerlant nog knuisten aan zijn lijf heeft! Ik zal hem...."
Onderwijl Huib dit ze?, raakte hij meer en meer in vuur. Eensklaps pakte hij Jonge Kees bij de schouders en schudde hem gevoelig heen en weer.
"Wat, Satan, Huib, ben-je behekst? Ik en heb dat niet gezegd!" schreeuwde Jonge Kees.
"Ja, ik zal hem ringelooren, dat zal ik!" riep Huib en ging voort met schudden.
"Laat me los, laat me los, laat me los!" klonk het thans nog luider uit den mond van den knaap.
Huib scheen echter tot bedaren te komen en Jonge Kees, loslatende, ze? hij: Zie-je, zóó, zóó zal ik doen!"--
"Ik wou met dat al, dat je twintig zeemijlen van mij af waart, leelijk vernageld kanon!" antwoordde Jonge Kees en wreef met de linkerhand over het bijna ontwrichte rechter schouderblad.
"Wat, ik een vernageld kanon?" riep Huib verwonderd en toornig uit, "waarom zeg-je dat, kwajongen?"--
"Jawel, hij speelt de Leuke Piet nog! Heb-je me daar pas niet door elkander geschud dat mij alles groen en geel voor de oogen werd?"--
"Heb ik dat gedaan? Ik?"--
"Welja, zeker heb-je dat gedaan! De sterrekens dansten me voor de oogen alsof het klaar nacht was. De scheepsbarbier mag straks mijn armen en schouders wel verbinden!"--
"Hoor, Kees, 't is waar, ik herinner me nu ook, dat ik je zoo even heen en weer geschud heb! Maar, jongen, dat moet-je me niet euvel duiden! Als ze van mijn "Goeden Vaêr," van mijnen ouden speelkameraad, kwaad beginnen te spreken, dan ben ik mij zelven niet meer meester!"--
"Ei, maar heb ik dan wat kwaads van hem gezegd?"--
"Neen, maar...."
"Nu, wat dan?"--
"Nù zal je nooit kwaad van hem spreken, dat 's vast!"--
"'n Lieve jongen!"--
"Ben-je boos, Kees?"--
"Wou-je me dan altemet ook vriendelijk hebben? Zeker ben ik boos, en ik zeg nog eens, ik wou dat je twintig
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 63
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.