Geschiedenis der Europeesche Volken | Page 6

J.G. Kohl
met haar dan ook dikwijls aan
de zelfde veroveraars en koningrijken onderworpen geweest, en heeft
tot op onzen tijd--tot het verschijnen der Afrikaansche Turco's onder
Fransche banier in ons noorden, en tot op de vernieuwde invallen der
Spanjaarden in Marokko in 1862--met ons van krijgslieden, koloniën,
bevolking en ontwikkeling omgewisseld.
Hieruit spruit de voor ons onderwerp al aanstonds belangrijke vraag
voort: welke volks-elementen, welke invloeden op karakter en
ontwikkeling, welke veranderingen in zeden, gewoonten en taal,
hebben de Europeanen van deze zijde ontvangen en geleden, en welke
overblijfselen en indrukken vinden wij daarvan nog ten huidigen dage
bij ons?
De landen van Noord-Afrika behooren, even als Europa, tot de
gematigde luchtstreek, waarin zij, even als ons werelddeel, over de
geheele lengte van het Oosten naar het Westen zich uitstrekken. Zij
deelen nog, ofschoon niet in dezelfde mate, in den invloed van den
zuidwest-passaat en zijn daarom--voor het grootste gedeelte
althans--even als Europa een regenland. Zelfs snijdt de zuidelijke
grenslijn der met de oppervlakte der zee op dezelfde hoogte vallende
sneeuw, eenige der hoogste punten van noordelijk Afrika. Hier en daar
treft men deze verschijning aan tot aan den voet van het Atlas-gebergte
en der andere bergen van het binnenland, tot aan den rand van de, tot
den altijd regenloozen en heeten gordel behoorende, Sahara, de groote
zandzee zonder water.
Even als het karakter van het klimaat, zoo heeft ook de plantengroei
van Noord-Afrika, veel meer overeenkomst met dien van Europa dan

met dien der binnenlanden van Afrika. Ja! dit Noord-Afrika vormt
eigenlijk met het zuidelijke Europa eene en dezelfde botanische
provincie. Het deelt met het zuidelijk gedeelte van Europa de
belangrijkste blad- en vruchtboomen, onder anderen den nuttigen
olijfboom, de sappige citroenen, oranje-appelen en andere Europeesche
zuidvruchten. Ook is het nog een wijnland, maar de zuidelijke grens
van den wijnstok loopt rakelings langs de zuidelijke grens dezer
kustlanden heen.--Vooral ook is het een zeer dankbaar bouwland, en de
graansoorten, die wij gaarne de Europeesche noemen, vinden wij ook
hier in zulke gunstige omstandigheden, dat Noord-Afrika, dat zich in
het gezicht van Europa ontplooit, in vroeger tijden een der voornaamste
korenschuren van ons werelddeel geweest is. Deelde Noord-Afrika met
ons onze graansoorten, zoo kon omgekeerd het in de tropische
gewesten te huis behoorende suikerriet, de katoenstruik en de
dadel-palm naar Spanje en Sicilië overgebracht worden, en aan den
drassigen oever van eenige rivieren van dit eiland, groeit nog heden ten
dage de bij den Nijl te huis behoorende papyrus-plant.
Even als met den plantengroei, zoo is het in zekere mate ook met de
dierenwereld gesteld, ofschoon, met betrekking tot deze, beide
werelddeelen meer van elkander onderscheiden zijn. Verscheidene
dieren en diersoorten bewonen zoowel de noordkust van Afrika, als de
zuidelijke gedeelten van Europa. Zoo, om slechts eenige voorbeelden te
kiezen, vindt men èn hier èn daar, het damhert, het konijn, den
kraanvogel, verscheidene roofvogels en nog talrijker kruipende dieren,
insekten, kapellen. En daarbij moet wel opgemerkt worden, dat deze
zuidwaarts, de zuidelijke grens dezer aan de Middelandsche zee
gelegene Afrikaansche kustlanden niet overschrijden of
overvliegen.--Dat wij Europeanen jaarlijks vele vroolijk kweelende
zwermen zangvogels, en ook de bij ons zoo inheemsche ooievaars, met
Noord-Afrika verruilen, is van algemeene bekendheid, even als dat
eene kolonie Afrikaansche apen, naar de rotsen van Gibraltar verhuisd
is, alsmede dat--in oude tijden ten minste--de Afrikaansche leeuw ook
in Europa zijn gebrul deed hooren, tot de knods van Herkules hem in
Griekenland nedervelde.
Met het oog op al deze omstandigheden, hebben dan ook vele oude

Grieksche aardbeschrijvers er geen steen of been in gevonden, het
Noordelijk Afrika onder den naam "Libyë" nog tot Europa te rekenen,
en het geheel van het overige Afrika, dat zij bij voorkeur "Ethiopië"
(het land der Zwarten) noemden, af te scheiden.
De oorspronkelijke bewoners van Afrika, de zwarte kinderen van Cham,
de door de zon aan huid en hersenen verzengde negerstammen hebben,
ofschoon zij over eene groote uitgestrektheid even dichte naburen van
ons werelddeel zijn als de Mongoolsche nomaden-stammen van Azië,
het nooit in hun hoofd gekregen Europa te beoorlogen, te verwoesten,
of er zich met der woon heen te begeven. Diep verzonken in eene van
eeuwen her dagteekenende barbaarschheid, zijn deze ontelbare
volkeren, die niet de minste énergie bezitten, voor de overige
menschheid van niet den minsten dienst geweest, zij hebben voor haar
niets uitgedacht of uitgevonden. Even als de baren van eene groote,
sombere binnenzee, bewogen zich bij hen, van het begin der wereld af,
de volkeren heen-en-weer. Iedere baar, hoe hoog zij ook mogt stijgen,
viel weder binnen de grenzen dezer zee terug, en nergens stroomde zij
vol ondernemingsgeest over.--De wolharige negers hebben geene
geschiedenis. Wij nemen bij hen niets waar, dan tallooze eentoonige
veranderingen en altijd op dezelfde wijze herhaalde wilde
omwentelingen; nergens een vroolijken wasdom, nergens eenige
grootsche ontwikkeling, nergens eenigen belangrijken vooruitgang. Zij
zijn voor ons werelddeel nooit gevaarlijk,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 330
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.