huis ..." schimpte Trees hem nog achterna ...
--"Verrekt!" beet hij terug, en met een nijdigen ruk klakte de deur toe, dat het heele huis schokkend dreunde, en de nog heele ruiten daverrinkelden ...
* * * * *
Op de vitrine van het stamineeken, dat zijne vriendin openhield in een der zijstraten uitgevend op de kaai, had Geerten voor een paar jaar--'t was in 't begin zijner verkeering met rosse Lowis--in schreeuwend oranje-geel, met reuzen-groote vlammend-roode hoofdletters en gracielijk-buigende krullen er-nevens en er-onder, geschilderd:
/* The Joly Boys Bar bij de Plezante Bazin. */
In dien bijna-schuchteren vrijtijd was Geerten niets anders dan de buitengooier, de man wegens zijn sterkte gevreesd en betaald om de zwijn-zatte matrozen, die 't wat te bont maakten of met bazin en serveuse te vrijpootig werden, aan de deur te werpen ...
Mettertijd was de flinke kerel voor Lowis bijna onmisbaar geworden, want buiten die onaangename karweitjes, welke hij alleen afhandelde--zonder dat de nieuwsgierig-lastige politie d'r ooit heur neus in steken moest--, ging hij, nu en dan, 's nachts er op uit om van pas binnengeloopen schepen, gesmokkelden wijn of sigaren te halen.
Zoo was hij allengskens in 't kroegsken bijna geworden: de waard, die wel moest gehoorzamen aan de plezante bazin, doch nu niet meer alleen met geld betaald werd, maar ook liefdeloon en 's Zondags zakgeld van haar ontving, ... alzoo verdringend de futlooze fliere-fluiters, die haar vroeger het jonkvrouwelijk leven minder ondragelijk maakten.
Het kabberdoesken was er op vooruitgegaan en de bootjesroeiers-maatschappij "De ware Varens-vrienden", waarvan Geerten stichtend lid was, had er haar spaarkasken hangen aan den wand tusschen een in vergulden kader ingelijsten Red Star-boot en een bont-gekleurde reklaamplaat van Scotch wisky.
Toen Geerten binnentrad, zaten de roeiers allemaal bij het venster, om de tafel, waarop--midden groote glimmende bierplasjes--de met kralend gersten gevulde, schuim-gerande glazen stonden met--bij sommigen--een potsierlijk-buikend dikkopken ernaast. Hunne ruige gezichten kropen weg onder ver-vooruitstekende dik-geboorde kleppen, waarop bengelden zijig-glanzende, kleine kwastjes ... Ze paften uit korte pijpen, dat de rook, boven hun bijeengestoken koppen opwolkend, de fel-brandende gloei-gaspitten omfloersde met een nevelig waas ... Anderen zaten stom-roerloos, de hand aan het bierglas, te luisteren met open-hangenden mond in 't domme gelaat, waarin de oogen slaperig knipten; vermoeide lijven, die indutten in de broeierige hitte na den langen dag, doorgebracht midden de wisselende winden, die opdansen deden de woelige wateren der Schelde.
Na een kort gesprek met Lowis, zette Geerten zich bij hen, met den rug naar den toog, juist tegen over Schoon Fransken, die strak voor-zich uit starend met glunder-gulzige blikken volgde iedere beweging van Lowis' wel gevulde gestalte, tronend voor den spiegel van 't met veelkleurige glazen en licht-doortintelde drankflesschen versierde buffet ...
"Awel! Geert? Hoe is 't met uw vader" vraagde Venijnige Charel ...
Bij 't smakkend rooktrekken om zijn korte pijp te doen vunzen, antwoordde Geerten heel kalm, met zijn gewone heesche baardstem: "Bah ...den ouwen dag, h�� ... vier en negentig zulle!...
--"Is de Heilige Jozef ziek?" kwam Suske van Loock, de oudste der roeiers, er tusschen--"als die niet naar den hemel gaat weet ik er alles van ... en gij zult wel een schoon stuiverken trekken" ...
Hij lachte, op voorhand genietend van wat hij zeggen ging ... "Hij 'n heeft voor niets, vroeger, in geen tien jaar bij zijn vrouw geslapen ... Ah-ah-ah!... Veel kinderen wilde hij niet!... Ah-ah-ah!... Dien H. Jozef!... Niet kwaad zijn, zulle Geerten!... 't Is maar bij manier van spreken!" ...
Dat was 't oude geschiedenisje, dat hij vroeger zoo dikwijls had moeten slikken en waardoor uitgelegd werd, waarom zijn zuster Sophie, de bloem van 't kwartier, juist tien jaar jonger was dan hij ...
Wanneer de laatste achterblijver binnen was, begon de beraadslaging ...
Venijnige Charel deed een verwoeden uitval, waarin de motorbootjes vervloekt werden, en de invoerders voor uitgekochten--een woord, dat hij op de laatste socialistische meeting gehoord had--van 'nen vuilen herbergier, gescholden werden ...
Hoe heviger de door jenever en bierdampen opgewonden spreker donderde, zich heesch schreeuwde, zijn tanig-onbeduidend gezicht waarin de oogen uitpuilden, rooder werd, hoe meer Geerten bijna-onverschillig luisterend de noodzakelijkheid begon in te zien, om zelf een motorbootje te bezitten ...
Zich hullend in dikke rookwolken, peinsde hij, wikte en woog, herkauwend wat gedurende den heelen dag niet uit zijn kop was geweest, wat hem meer vervuld had dan de gedachte aan Lowis: hij zou kost wat kost een moteurken bezitten ... Een teug slurpend aan zijn nog vol glas, mengde hij zich een oogenblik in 't verwoede, dol rumoerige gesprek ...
"'t Is dien smeerlap van 'nen Rik Schampavie, die 't eerst akkoord heeft geslagen met den baas uit 't Fleschken aan de Werf ..."
De roeiers luisterden aandachtig, of hun eene openbaring werd gedaan ... "En die heeft hem 't geld geleend ... en nu moet den Rik, iederen dag een deel van de winst afstaan tot afkorting ... en daarbij 'nen grooten percent betalen!" ...
Neen, een eigen bootje
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.