op de krakerige tafel neer, doende rinkelen de vuile besmeerde borden en tassen, achteloos bijeen-geschoven. Het snorken hield een oogenblik op, ging over in fel-blazen. Haastig draaide Geert de lamp omlaag, liep dan op de bedst��e toe, nam zijn slapende vrouw heftig bij den arm, schudde nijdig. Heur jeneveradem sloeg hem tegen ... Met een wilden ruk, sleurde hij ze 't bed uit ... "Allez, zatte teef! Allez-hop!!" ... Zich de rood-beloopen, vies-ontstoken oogen wrijvend, stond Trees overeind, geeuwde lang met wijd-opengespalkten mond en traag-strekkende armen bij 't kraken der gewrichten, deed dan met sleep-zware voeten een loomen stap naar de tafel ... sprakeloos. Ze wankelde nog even, bewoog moeielijk de dikke tong, wilde de flesch, waarin kristallig-klaarde den verlokkenden drank, grijpen ... Met weerlicht-plotsen greep trok Geerten ze uit heur handen, zette ze op tafel ... Dan, ten einde geduld, inwendig ziedend, langde hij een blikken schaal van de kast, vulde ze rap met water en kletste dit Trees in 't koddig-grijnzende gezicht ... Dit hielp, als altijd ... het deed Geerten stuiplachen en bracht zijn kwade luim tot bedaren: "En, nu vooruit met den bik!" Traag sleffend over de gespleten, vuile roode tegels, haalde Trees een haring uit de kast, zette hem op tafel naast een kom ko?we koffie ... "Eerst mijnen mond wat spoelen," zei Geerten, zette de jeneverflesch aan den mond, liet den drank wat heen en weer klokken tusschen zijn bolle kaken, slokte dan smakkend door ... "Geef mijnen boek! Pruttige!" Nog langzamer, als met looden schoenen, sloefte Trees door de kamer, naar de deur, waarboven op een plankje smerige drie-cent afleveringen van bloederige liefde-romans in 't opgehoopte stof, gestapeld lagen, nam een lijvig deel er-af en reikte het haren man over ... Den velligen haring in de gekromde dikke vingers, nu en dan met de vuil-gele nagels een graatje van tusschen zijn tanden verwijderend, zat hij gretig-peuzelend te lezen hoe de jonge graaf van Salverda de jeugdige dienstmaagd door mooie beloften en suikerzoete liflafferijen verleidde, in het eeuwenoude kasteel zijner voorvaderen, juist den avond van den dag, waarop hij zich met de prachtige bruinoogige Don�� Gracia verloofd had ... Geerten verslikte zich haast in een verraderlijk naar binnen gewerkte graat, beduimelde de bruine omgekrulde hoeken der gore naar tabakriekende bladzijden met zijne vette handen, gejaagd om het vervolg te weten ... Zijn innigste gedachten toch, dreven af naar Lowis. De lange koudnattige dag, de slokjes jenever, de ophitsende schunnige prikkellectuur, hadden zijn zinnen opgewekt en hij verlangde naar haar, vurig-begeerlijk. De hoekige ellebogen op tafel, het loome hoofd in beide handen waarover slierden de hangende vettig-bruine haren, zat Pruttige Trees, sprakeloos, met slaperige wateroogen, Geerten onafgebroken gade te slaan, tot, haar ingedommeld geheugen stil-aan ontwakend, ze met dikke doddel-tong heur man aansprak: "Geert ... Vader is slechter ... Sophie, uw zuster, is hier geweest, en dezen avond wordt "hem" bediend ... 'k ben er geweest ..."--Geerten zag even op, norsch-onverschillig. Zijn oogen stonden waterig-onnoozel in den door inspanning-verhitten kop ... "en ge moet eens gaan van avond zulle ..."
--"Nog wat?" snauwde hij bruut.
--"Ja, er is een kaart gekomen van onzen Jef ... 't is een met een aardig koppeken ... van den Argentien geloof ik ..."
--"Laat zien!..."
Trees haalde de kaart uit een schreewerig vergulden suikerpot op de kast, reikte ze haren man toe ... "En wat schrijft hem".
Slijmerig-traag vielen de woorden uit haar kwijlenden mond ...
"Hij vraagt of z'n moeder hem nog geern mag" antwoordde Geerten, gebarend een borrel in ����n teug naar binnen te wippen ...
Trees zweeg, bleef roerloos staren in de hel-gele vlam der lamp.
Nadat hij gegeten had, richtte hij zich op, smeet zijn klak af, liet zijn hemd van de schouders glijden. Het sterk-gespierde, forschig-breede bovenlijf naakt, den ruigen stilaan-grijzenden kop tusschen de wat hooge schonkige schouders, stond hij voor een emmer water, dien Trees hem aangereikt had. Plassend in 't van zeep-schuimende nat, schrobde hij zijn dicht-behaarde borst, en de dik-beaderde pezige armen, dat de sprinkelingen rondspatten op de armelijke stoelen en tegen de zurig-riekende eetkast ...
"Ge gaat zeker weer naar uw rosse aanhoudster" smaalde nijdig-spottend op hoonenden toon Trees ... "moet ge niet wat cosmatique aan uwen schrobber doen?" ...
Geerten bleef kalm, al die zinspelingen schampten af op zijn taaie onverschilligheid. Vlug was hij weder aangekleed, voelde zich nu frisscher en vroolijker ...
Een wijle scharrelde hij met de hand in zijn vestzak, smeet dan twee frank op tafel ...
"Arr�� en zuip het allemaal niet op ... Aperpo hedde (hebt ge) geen vodden opgekocht vandaag?"
--"'k Ben niet gaan leuren ..."
Geerten stond al in de donkere gang, waar dreef een doffe huislucht, en de benauwende geur van schimmelende lompen onder 't bouwvallige zoldertrapken opgestapeld ...
--"Salut en den kost zulle! 'k Ga naar vader" ... en zich plots herinnerend ... "en haalt uwen wasch binnen!..."
"Ge komt van nacht zeker weer niet naar
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.