Encomium Artis Medicae | Page 8

Desiderius Erasmus
indruk op ons maken; dingen, die door zich zelve en in waarheid uitblinken, mag men ook bloot aan aller blikken prijsgeven.
In de eerste plaats dan (om ter zake te komen) waren wel ook de andere wetenschappen, daar alle de eene of andere geriefelijkheid aan ons leven bezorgden, oudtijds in hooge eere. Maar de uitvinding der geneeskunde werd in den ouden tijd door het menschdom zóó bewonderd, hare toepassing als een zóó groote weldaad ondervonden, dat hare uitvinders òf geheel en al voor goden werden gehouden, zooals Apollo en diens zoon Aesculapius en zelfs, naar Plinius zegt, sommigen ten gevolge van één enkele uitvinding onder de goden werden geplaatst, òf ten minste goddelijke vereering zijn waardig gekeurd, zooals bij voorbeeld Asclepiades, dien de Illyriers als een god opnamen en op dezelfde wijze als Hercules vereerden. Nu keur ik natuurlijk niet goed, wat de ouden ten dezen gedaan hebben, toch prijs ik hun gevoel en hun oordeel. Zij hebben immers terecht begrepen en op die wijze tot uiting gebracht, dat aan een kundigen en betrouwbaren geneesheer nooit te groote belooning geschonken kan worden.
Immers, wanneer men nagaat, een hoe veelvuldige verscheidenheid van menschelijke lichamen er is, veroorzaakt door het verschil in leeftijd, geslacht, landstreek, klimaat, opvoeding, bedrijf en levenswijze; welke oneindige verschillen er zijn in zooveel duizenden kruiden, die elk op een andere plaats groeien, om nog maar te zwijgen van de overige geneesmiddelen; vervolgens, hoevele soorten van ziekten er bestaan, waarvan er volgens Plinius driehonderd met name zijn overgeleverd, nog daargelaten de onderverdeelingen dier soorten, waarvan hij het oneindige aantal licht zal bevroeden, die, om maar eens een voorbeeld te noemen, weet, hoeveel vari?teiten de naam koorts alleen inhoudt; en zonder te letten op de nieuwe ziekten, die er dagelijks bijkomen, en wel in zulke mate, alsof zij volgens onderlinge afspraak den strijd met onze wetenschap hadden aangebonden, om nog niet eens te spreken van de meer dan duizend gevallen van vergiftiging, waarvan iedere soort een bijzonderen dood ten gevolge heeft en dus een afzonderlijk geneesmiddel vereischt; nog niet eens medegerekend de dagelijks voorkomende gevallen van struikeling, val, fractuur, brandwonde, verstuiking, verwonding en dergelijke, welke gevallen bijna even sterk in aantal zijn als de menigte der ziekten; indien men eindelijk overweegt, hoe groote moeielijkheid er verbonden is met het waarnemen der hemellichamen, die men noodzakelijk moet kennen, daar anders dikwijls vergift zal zijn, wat men als geneesmiddel toedient; terwijl ik maar met stilzwijgen voorbijga de dikwijls bedriegelijke symptomen van ziekten, hetzij men de kleur beschouwt of de teekens der urine onderzoekt of den polsslag waarneemt, daar het den schijn heeft, alsof de ziekten er zich op toeleggen, om haar vijand, den arts, te bedriegen en te misleiden; als men dit alles nagaat, dan doen zich van alle kanten zooveel moeielijkheden op, dat ik die zelfs bezwaarlijk alle zou kunnen opsommen.
Maar, om voort te gaan, al deze verschillende zaken ijverig te bestudeeren, de duistere punten daarin met het verstand te onderzoeken, de moeielijkheden door vlijt te overwinnen en, na doorgedrongen te zijn in de ingewanden der aarde en van alle kanten de geheimen der geheele natuur doorzocht te hebben, uit alle kruiden, struiken, boomen, dieren, edelgesteenten, ten slotte zelfs uit de vergiften voor alle kwalen van het menschelijk leven werkzame geneesmiddelen te verkrijgen en de kennis van hun passend gebruik aan zooveel schrijvers, zooveel wetenschappen, ja zelfs ook aan de sterren te ontleenen; deze zoo verborgen dingen met zorg uit te vorschen, zoo moeielijke onderwerpen door de kracht van het verstand te begrijpen en zoo talrijke zaken met het geheugen te omvatten; die voor het heil van het menschelijk geslacht zoo onmisbare zaken tot bezit van het algemeen te maken; schijnt dat niet het werk van een god geweest te zijn, te grootsch dan dat het door menschen had kunnen tot stand gebracht worden? Men duide mijne woorden niet euvel; het zij mij geoorloofd dat, wat zoo onweersprekelijk waar is, ronduit te verkondigen. Ik verhef mijzelf niet, maar alleen de wetenschap. Immers, hoewel het schenken van het leven slechts een voorrecht van de godheid is, zoo moet men toch toegeven, dat dit leven te kunnen beschermen en vast te houden, als het ons wil ontvlieden, de goddelijke macht zeer nabij komt. Ofschoon zelfs niet het eerstgenoemde, hetwelk wij uitsluitend aan God toeschrijven, door de ouden aan het gebied der geneeskunde onttrokken werd, die daardoor wel hun lichtgeloovigheid, maar toch ook hun groote dankbaarheid toonden. Zoo meenden zij, dat door de hulp van Aesculapius Castor, de zoon van Tyndareus, en verscheidenen na hem uit de onderwereld in het leven teruggekeerd zijn. Wij lezen, dat Asclepiades een persoon, die gestorven, ter begrafenis uit zijn huis gedragen was en over wien reeds de gebruikelijke lijkklachten waren uitgesproken, van den brandstapel weg levend naar huis teruggevoerd heeft. De geschiedschrijver Xanthus verhaalt, dat een gedood jong van een
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 35
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.