leeuw en een man, dien Draco had laten ombrengen, weder tot het leven teruggebracht zijn door een kruid, dat "halis"[2] heet. Ook getuigt Juba, dat in Afrika door middel van een kruid iemand weer in het leven teruggeroepen is. Nu zou ik mij er weinig om bekommeren, als er menschen waren, die aan deze verhalen geen geloof sloegen; toch vervullen zij ons met des te meer bewondering voor de geneeskunde, hoemeer zij ons, niettegenstaande hun ongeloofwaardigheid, tot de erkentenis dwingen, dat wat er waars aan overblijft toch nog buitengewoon is. Hoewel, wat voor onderscheid is er voor hem, die aan het leven teruggegeven wordt, of de levensgeesten door werking van de godheid opnieuw in de ledematen, die zij reeds verlaten hadden, worden teruggebracht, dan wel of zij, diep in het lichaam begraven en door de kracht der overweldigende ziekte onderdrukt, door de kunst en de zorg van den geneesheer ondersteund en voor den dag gebracht worden en, reeds op het punt te wijken, op hun plaats worden gehouden? Of komt het niet ongeveer op hetzelfde neer, een doode te doen herleven of iemand, die weldra zal sterven, in het leven te houden? En toch noemt Plinius in het zevende boek van zijn "Historia Naturalis" zeer velen met name op, die, na reeds ter begrafenis uit hun huis gedragen te zijn, deels op den brandstapel zelf, deels eerst na verscheidene dagen, weder herleefden.
[Voetnoot 2: In Plinius staat "balis" (Vertaler).]
Een wonder noemt men datgene, wat het toeval aan weinigen gegeven heeft. Maar is dan niet veeleer een wonder te noemen, wat onze wetenschap dagelijks aan velen verleent? En ofschoon wij deze aan den Algoede te danken hebben, Wien wij alles verschuldigd zijn, meene toch niemand, dat mijne woorden meer aanmatiging dan waarheid bevatten. Verscheidene ziekten zijn van dien aard, dat er een wisse dood volgt, als niet de geneesheer onmiddellijk hulp verleent, zooals bij voorbeeld de verdooving, die vooral vrouwen pleegt te overvallen, diepe onmacht, verlamming en beroerte. In iederen tijd en bij ieder volk zijn hier voorbeelden van te vinden. Moet nu niet hij, die den overrompelenden dood door zijn kunst verdrijft, die het leven, plotseling overmeesterd, terugroept, te allen tijde als een welwillende en genadige godheid beschouwd worden? Hoeveel menschen zijn niet vóór hun tijd ten grave gedaald, toen nog niet door de schranderheid der geneeskundigen de werkingen der ziekten en de aard der geneesmiddelen doorgrond waren? Hoeveel duizenden leven niet heden ten dage en bevinden zich lichamelijk wel, die zelfs niet geboren zouden zijn, als niet diezelfde wetenschap zoovele middelen tegen de gevaren der geboorte en de verloskunde had uitgevonden. Ja, reeds aanstonds op den drempel des levens roept de barende tegelijk met het wicht, dat geboren wordt, met klagende stem de heilzame hulp der geneeskundigen in. Aan hunne kunst heeft ook het leven te danken hij, die het leven nog niet eens ontvangen heeft, daar door haar een ontijdige bevalling verhinderd wordt, en zoodoende der vrouw de kracht om het zaad te ontvangen en bij zich te houden verleend en gelegenheid tot baren gegeven wordt. En hoewel er terecht gezegd is: "slechts God kan den mensch helpen", vindt toch voorzeker mijns inziens de bekende Grieksche spreuk "de eene mensch is de god van den anderen", zoo ergens, hare toepassing bij den betrouwbaren en deugdelijken geneesheer, die niet alleen helpt, maar ook behoudt. Of schijnt hij dan niet ondankbaarder dan de ondankbaarheid zelve en bijna het leven niet waard, die de geneeskunde, welke naast God de voortbrengster, beschermster, behoudster en verdedigster van ons leven is, niet lief heeft, hoogacht en met bewondering en eerbied tot haar opziet? Wier hulp allen immers te allen tijde noodig hebben? Want van alle overige wetenschappen behoeven wij niet allen, noch ook te allen tijde, gebruik te maken. Op de toepassing van deze wetenschap echter berust het geheele leven der stervelingen. Want gesteld eens, dat er geen ziekten waren, dat allen zich in een goede gezondheid mochten verheugen, hoe zouden wij desniettegenstaande deze in goeden staat kunnen houden, indien niet de geneesheer ons het onderscheid tusschen heilzame en schadelijke voedingsmiddelen en de juiste inrichting van onze geheele levenswijze, die de Grieken dieet noemen, leerde?
Een zware last voor de menschen is de ouderdom, dien men evenmin kan ontloopen als den dood zelf. Maar door de hulp der geneeskundigen komt hij voor velen later en veel dragelijker dan zonder deze het geval geweest ware. Want het is geen legende, dat de mensch door de zoogenaamde "quinta essentia" de gebreken des ouderdoms, als een kleed, dat afgelegd wordt, kan verdrijven en zijn jeugd herkrijgen; er zijn eenigen, die dat door hun getuigenis staven.
Maar niet alleen voor het lichaam, hetwelk het geringste deel des menschen is, draagt de geneesheer zorg, neen, voor den geheelen mensch, al neemt de geneesheer niet zooals de godgeleerde de ziel maar het lichaam
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.