sola commendat antiquitas, hanc artem primam omnium reperit necessitas. Si scientiam autores illustrant, huius inventio semper diis attributa est. Si quid autoritatis addit honos, non alia tam passim ac tam diu divinos honores meruit. Si magni fiunt, quae summis viris probantur, haec summos reges, haec primates non solum delectavit, verum etiam illustravit. Si difficilia quae sunt, ea sunt et pulchra, nihil hac operosius, quae tot disciplinis, tantarum rerum pervestigatione usuque constat. Si dignitate rem aestimamus, quid excellentius, quam ad dei benignitatem proxime accedere? Si facultate, quid potentius aut efficacius quam totum hominem certo exitio periturum sibi posse restituere? Si necessitate, quid aeque necessarium atque id sine quo nec vivere, nec nasci licet? Si virtute, quid honestius, quam servare genus humanum? Si utilitate, nullius usus neque maior est, neque latius patet. Si compendio, aut haec in primis frugifera sit oportet, aut ingratissimi mortales.
Vobis igitur magnopere gratulor, eximii viri, quibus contingit in hoc pulcherrimo genere professionis excellere.
Vos adhortor, optimi juvenes, hanc toto pectore complectimini, in hanc nervis omnibus incumbite, quae vobis decus, gloriam, autoritatem, opes est conciliatura, per quam vos vicissim amicis, patriae, atque adeo mortalium generi non mediocrem utilitatem estis allaturi.
Dixi.
[Errata noted by Transcriber:
[Sidenote] Laudandi ratio text reads Laudandiratio propter arctissimam amborum inter se cognationem text reads intet se [Sidenote] Honora medicum. text reads honara [Sidenote] +iatros gar anêr poll?n antaxios all?n+ spelling as in original Timetheo suo spelling as in original qui mutatis aedificiis text reads aedifiiciis ]
* * * * * * * * * * * * * *
Erasmus van Rotterdam aan Dr. Henricus Afinius van Lier,[1] den voortreffelijken medicus.
Toen ik onlangs mijne bibliotheek nazag, zeer geleerde AFINIUS, kwam mij eene redevoering in handen, die lang geleden door mij, toen ik mijne krachten nog aan allerlei beproefde, vervaardigd was over "den lof der geneeskunde". Terstond besloot ik de niet zeer goede redevoering aan den zeer goeden medicus op te dragen, opdat zij, door Uwen naam versierd, in de gelederen der studenten haren weg moge vinden.
Aanvaard intusschen dit blijk, hoe gering ook, van mijne genegenheid jegens U, totdat U een ander, onze vriendschap meer waardig, zal gegeven worden.
Het ga U wel.
LEUVEN, den 13den Maart, 1518.
[Voetnoot 1: Een stad in Brabant (Vertaler).]
REDEVOERING VAN ERASMUS VAN ROTTERDAM OVER DEN LOF DER GENEESKUNDE.
Hoe vaker de lof der geneeskunde van deze plaats in doorwrochte en zorgvuldig bewerkte redevoeringen ten aanhoore van de meesten Uwer verkondigd is, en wel door mannen met buitengewone welsprekendheid begaafd, des te meer, hoogaanzienlijke toehoorders, vrees ik, dat ik noch door mijne voordracht aan een zoo gewichtig onderwerp recht zal weten te doen, noch aan Uwe verwachting van hetgeen Gij te hooren zult krijgen zal kunnen beantwoorden. Want aan den eenen kant zal ons gebrekkig redenaarstalent niet licht de hoogte van dit bijna goddelijke onderwerp bereiken, aan den anderen kant zal een alledaagsche redevoering over iets, dat reeds zoo dikwijls gehoord is, niet kunnen nalaten bij het auditorium verveling op te wekken.
Desniettegenstaande zal ook ik, om een heilzame gewoonte onzer voorouders niet te verzaken, die van oordeel waren, dat door een jaarlijks uit te spreken lofrede de gemoederen der jeugd tot de studie van en bewondering en liefde voor deze wetenschap opgewekt, aangevuurd en ontvlamd moesten worden, indien Gij mijne voordracht met Uwe aandacht en welwillendheid wilt steunen, indien Gij hem, wien Uw gezag deze eervolle taak heeft opgedragen, met oprechte toewijding wilt volgen, zal ook ik naar mijne zwakke krachten beproeven, de waardigheid, den invloed, het nut en de noodwendigheid der medische wetenschap, wel niet in alle onderdeelen voor U te ontwikkelen, wat een oneindig werk zou zijn, maar, slechts de hoofdzaken aanrakende, in het kort te behandelen, en, evenals de dicht opeengehoopte schatten van een zeer rijke koningin, slechts vluchtigjes, als het ware achter trali?n, aan de blikken der studenten te vertoonen.
Haar grootste lof bestaat nu in de eerste plaats daarin, dat zij in het geheel geen lofspraken noodig heeft, daar zij zich zelve meer dan voldoende den menschen door haar nut en onmisbaarheid aanbeveelt. Vervolgens, dat zij, hoewel reeds zoovele malen door zoo voortreffelijke geesten geprezen, toch ook aan minder vruchtbare vernuften steeds weer nieuwe stof tot prijzen biedt, zoodat men bij het zingen van haar lof volstrekt niet zijn toevlucht behoeft te nemen tot het gewone hatelijke middel, door dit namelijk op die wijze te doen, dat men de overige wetenschappen in een minder gunstig daglicht plaatst. Veeleer is dit te vreezen, dat de mensch geen woorden genoeg zal kunnen vinden, om de haar eigene gaven, hare natuurlijke en aangeboren grootheid, hare verhevenheid, die het menschelijke ver achter zich laat, voldoende weer te geven. Zooverre is het ervan verwijderd, dat zij òf door vernedering van andere wetenschappen, òf door gekunstelde rhetorische opsmukking of valsche overdrijving moet opgevijzeld worden. Slechts gestalten van middelmatige schoonheid kunnen alleen door vergelijking met leelijke of door den opschik harer kleeding
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.