Elsje | Page 6

A. C. Kuiper
voortdurend de woorden op haar lippen bracht: "Als het maar gaat, och, als het maar gaat!"

Hoofdstuk II.
Zondagmorgen.
Den volgenden dag was het Zondag. Toen Elsje zich zachtjes aankleedde om haar grootmoeder niet wakker te maken, die nog vast sliep, was het haar, alsof het vandaag nog veel stiller en rustiger om haar heen was dan andere ochtenden. Buiten scheen de zon even vroolijk en gul als gisteren; er was weinig wind en weer was de lucht helderblauw. Alles juist als den vorigen dag en toch ook weer niet zoo, meende Elsje. Zondags zagen de dingen er in hare oogen bepaald anders uit dan op werkdagen. Zij werd dan wakker met wat zij een "echt Zondagsgevoel" noemde en kon duidelijk zien, vond ze, dat alles om haar heen in de natuur in een stemming was, die geheel bij den Zondag paste. De dorpsmeisjes lachten haar uit, als zij zulke dingen zei en Elsje kreeg een kleur en schaamde zich een beetje, maar zij bleef toch bij haar opinie. Zondags was alles anders, niet alleen in de huizen en niet alleen wat de kleeding der menschen aanging, maar ook buiten. En als de meisjes haar dan op stormachtige Zondagen plagend vroegen, of zij nu ook iets bemerkte van de "plechtige Zondagsrust" in de natuur, beweerde zij ernstig dat het buiten toch "anders" was dan op gewone werkdagen.
Vandaag was het buiten dan ook al heel stil en plechtig. De wandeling naar de kerk zou zeker bizonder mooi en prettig zijn straks. Ze legde haar donkerroode, beste jurk vast klaar op een stoel. Eerst moest ze nog haar rok en jakje aan hebben om het vuur aan te leggen en alles in orde te maken v����r kerktijd. Dan kon grootmoeder rustig in haar zonnig hoekje voor het raam blijven zitten, tot zij weer thuiskwam. Het was een erg nette jurk, die roode, vond Elsje. Mietje, de dorpsnaaister, had haar gemaakt met een geplooid lijfje en lange mouwen, met een smal bandje fluweel gegarneerd. Onderaan op den rok had ze een keurige strook gezet met een band smal zwart fluweel er boven; dat stond toch bizonder mooi, dacht Elsje, terwijl ze de jurk op armslengte van zich afhield en met bewonderende oogen bekeek. Toen hing zij het kostbare kleedingstuk uitgespreid over een stoel, legde haar Zondagschen hoed van zwart stroo, gegarneerd met een vuurrood krulveertje en een strikje van zwart lint, op de zitting, haar kerkboek er naast en opende behoedzaam de deur der kleine slaapkamer, die aan het woonvertrek grensde.
En terwijl ze neerhurkte voor de kachel om het vuur aan te maken, lachte ze vroolijk bij de gedachte, hoe ze Krelis op weg naar de kerk zou tegen komen en hoe ze zich dan boos zou houden en voorwenden, niet met hem te willen loopen en hoe hij dan zeker een oogenblik denken zou, dat het meenens was en haar angstig vragend aanzien. Zij was toch altijd twee jaar ouder dan hij en hij moest het eigenlijk een heele eer vinden om met haar te mogen loopen! Ja, dat moest hij en dat zou ze hem toch eens een klein beetje laten voelen, dat zou ze heusch! En ze knikte lachend tegen het vuur, dat hoog begon op te vlammen en grappige, knetterende geluiden maakte.
Daar klonk de stem der oude vrouw uit de slaapkamer.
"Elsje, Elsje!" riep ze.
"Ja grootmoeder, wat is er?" vroeg Elsje, haastig uit haar knielende houding opstaande en naar het bed toeloopend.
"Is het al warm binnen? Ik wou opstaan."
"Dan zou ik nog maar even wachten, grootmoeder. Ik zal de tusschendeur open laten staan, dan wordt het hier ook een beetje warmer; de kachel begint al flink te branden."
"Goed, dan wacht ik nog een half uurtje. Maar kind, ik..."
De oude vrouw zweeg plotseling en wendde het hoofd van Elsje af naar den muur, alsof ze toch maar niet meer spreken wilde en zich gereed maakte, nog wat te gaan slapen.
Elsje bleef verwonderd bij het bed staan.
"Wou u nog iets, grootmoeder?"
Er kwam niet dadelijk antwoord. Eindelijk slaakte de oude vrouw een diepen zucht en zonder haar gezicht naar haar kleindochtertje toe te keeren, zei ze:
"Ik .... ik wou liever dat je vandaag niet naar de kerk gingt, kind. Ik voel me tamelijk goed, maar ik wou toch liever niet alleen zijn van ochtend."
"Ik wil graag bij u blijven," zei Elsje terstond. "Maar zou het niet goed zijn dat de dokter even kwam vandaag? Ik kan heel gauw heen en terug naar het dorp loopen om het hem te vragen."
"Neen, neen, dat is heelemaal niet noodig. Maak je maar niet ongerust. Ga jij nu maar voort met je werk, dan sta ik straks wel op."
En zij trok de lakens over zich heen en sloot de oogen, als om te kennen te geven dat het gesprek nu uit was.
Elsje gehoorzaamde en ging stil, met een bezorgde uitdrukking
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 95
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.