stond van haar stoel op, stak de hanglamp aan, liet het gordijn naar beneden zakken en begon den koffieboel op te ruimen. Haar grootmoeder sloeg haar onderwijl oplettend gade, schudde even het hoofd, boog zich over haar breiwerk heen en prevelde zacht bij zichzelf:
"Als het maar gaat! Och, als het maar gaat!"
"Klaar!" zei Elsje vroolijk, het koffieblad wegzettend en haar breikous weer opnemend. "Nu nog flink een steekje breien, he grootmoeder? Dat bevalt u beter dan al dat luie naar buiten kijken!"
"Ja zeker, kind. Je moet ook denken dat je...."
Zij eindigde den zin niet, zoodat Elsje verbaasd opzag en een ernstig gezicht zette, toen zij bemerkte hoe bezorgd haar grootmoeder keek.
"Wat moet ik denken, grootmoeder?" vroeg ze zacht.
De oude vrouw antwoordde niet dadelijk; hare lippen trilden en hare handen beefden zenuwachtig en hoewel zij haar mond opende, als om iets te zeggen,--er kwam geen geluid.
Elsje legde haar breiwerk neer en zag haar angstig aan.
"Komt de benauwdheid weer terug?" vroeg ze snel.
"Neen kind," klonk het half fluisterend. "Neen, maak je maar niet ongerust. Ik wou je alleen maar zeggen,"--en nu klonk haar stem duidelijk en scherp, alsof zij zich geweld aandeed om luid te spreken,--"ik wou je alleen maar zeggen, dat je je best moest doen om niet te droomerig te zijn...."
"Droomerig!" riep Elsje lachend uit. "Maar d��t ben ik toch niet. Ik maak het u toch soms druk genoeg!"
"Jawel, maar je kunt toch van die stille buien hebben, waarin je lang naar buiten zit te kijken, zonder een woord te zeggen of iets uit te voeren. En dan houdt je er van om Zondagsmiddags alleen lange wandelingen te gaan maken, als je de andere meisjes niet mee kunt krijgen en dan vindt je het prettig om uit te gaan, soms in het verschrikkelijkste weer.... En het is nu allemaal wel heel goed om zooveel moois te zien in de natuur--daarvoor heeft onze lieve Heer haar ook geschapen--maar ik zou zoo graag willen, kind, dat je in alles meer een gewoon meisje waart en dat je vooral niet overdreven werdt in sommige dingen. Want....want als ik er eens niet meer ben en als je later eens onder de menschen komt, zal die liefde voor de natuur je niet heel veel helpen om flink door de wereld te komen en moedig je strijd in die wereld te strijden...."
"Grootmoeder," zei Elsje en zij liep naar de oude vrouw toe en knielde bij haar neer. "Grootmoeder, waarom zouden wij nu al over dien vreeselijken tijd spreken, die na uw dood voor mij komen moet? Wij zijn nu immers nog bij elkaar en ik hoop dat dit nog heel, heel lang zal duren en later...." zij snikte even, maar vermande zich spoedig en vervolgde vroolijk: "dan hoop ik toch mijn best te doen om hier op het dorp of in de buurt te kunnen blijven. En o grootmoeder,"--en zij lachte door de tranen heen, die haar in de oogen waren gesprongen,--"dan ben ik zeker een flinke, stevige boerenmeid en dan kibbelen ze allemaal om me, wie mij in dienst zal krijgen!"
Er kwam een weemoedig glimlachje op het gezicht der oude vrouw, maar zij zweeg en schudde droevig het hoofd. Elsje zag met oogen vol vragende verwondering naar haar op. Wat was er toch? Waarom was grootmoeder van avond zoo gedrukt; wat kon er gebeurd zijn, dat haar in die stemming had gebracht? Zij was gewoonlijk opgewekt en gelijkmatig van humeur, niettegenstaande haar ziekelijken toestand--wat was er toch, dat haar nu zoo bedroefd maakte?
"Is er iets, grootmoeder?" vroeg Elsje bedeesd. "Heb ik iets gedaan, dat u verdrietig heeft gemaakt? Ik weet heusch niet...."
"Neen, neen, Elsje, je hebt je niets te verwijten, hoor! Kom, maak het vuur maar aan kant. Zijn de luiken al gesloten buiten? Dan moesten we maar naar bed gaan."
Met een kleur sprong Elsje op. "Ik heb al weer vergeten de luiken dadelijk te sluiten, toen ik de lamp opgestoken had," zei ze beschaamd. "Het spijt me erg, grootmoeder."
"Lieve meid, hoe vaak moet ik je dat nog zeggen? Doe het nu maar gauw! Hier, sla je doek even om; het is zoo koud."
Haastig sloeg Elsje den doek om en liep naar buiten. In een wip waren de luiken voor de ramen geduwd, om later van binnen te worden vastgemaakt; toen keek zij nog even op naar den sterrenhemel, die plechtig en rustig neerzag op de donkere aarde en met een ernstige uitdrukking op haar gezicht ging ze weer in huis.
"Ik moet v����r alles oppassen dat grootmoeder niet weer in zoo'n sombere, vreemde stemming komt," dacht ze. "De dokter heeft er mij zoo voor gewaarschuwd."
Maar noch de dokter, noch Elsje konden de oude vrouw van den last bevrijden, die haar drukte. En toen haar kleindochtertje reeds lang sliep, lag zij nog wakker, steeds weer gekweld door die ����ne, telkens terugkeerende vrees, dien angstigen twijfel, die
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.