Elsje | Page 4

A. C. Kuiper
dat zij niet nalaten kon een goedkeurend knikje te geven, voordat ze in huis terugging.
"Het water zal wel gauw weer bevriezen," zei ze, "er is zoo weinig zon aan dezen kant, maar het is toch erg opgeknapt."
"H��, ik verlang naar mijn boterham," hernam ze, toen ze haar boezelaar aan den spijker naast den schoorsteen had opgehangen. "Is de koffie goed, grootmoeder?"
"Ja kind, schenk maar eens gauw een warm kopje in."
Elsje gehoorzaamde, zette het kopje voor de oude vrouw neer en vroeg toen, met een bezorgden blik op het gelaat der grootmoeder, dat plotseling heel bleek geworden en pijnlijk vertrokken was:
"Al weer die akelige pijn op de borst, grootmoeder?"
De oude vrouw knikte met een zwakke poging om te glimlachen.
"Zoo benauwd," hijgde ze. "Erg benauwd! Wacht maar even."
Het meisje ging achter haar staan, trok het grijze hoofd zacht naar zich toe en liet het tegen haar schouder rusten. Zoo bleef zij staan, totdat haar grootmoeder weer vrijer begon adem te halen, het kopje koffie opnam, even dronk en zei:
"Ziezoo, nu is het weer over. H��, dat is een opluchting! Het kwam nu toch ook heel onverwachts."
"Zal ik u straks nog eens wat van dat drankje geven?"
"Ja, voordat we naar bed gaan. Eet nu je boterham kind, je zult trek hebben."
Elsje haalde haar breikous uit de bovenste lade der latafel, nam een stoel en ging over haar grootmoeder zitten. En alweer had zij van allerlei te vertellen, terwijl de breinaalden lustig klapperden, de zwarte kous onophoudelijk heen en weer slingerde en nu en dan haar vroolijke lach helder en opwekkend door de kamer klonk. Zij moest vooral haar best doen dat de oude vrouw geen sombere buien kreeg, had de dokter gezegd en hoewel zij eigenlijk nooit anders deed dan het haar grootmoeder zooveel mogelijk naar den zin te maken, spande zij zich nu natuurlijk dubbel in. De wandeling naar het dorp en het bezoek aan den kruidenier gaven haar stof genoeg tot praten, totdat het langzamerhand donkerder werd en zij als vanzelf de breikous in haar schoot liet zakken en stiller werd. Buiten was de maan langzaam en statig opgekomen en verlichtte met een tooverachtig blauwen glans de zwarte, fijne takken der enkele iepen langs den weg. Zacht dreven de witte wolken verder door de blauwe lucht, waartegen de donkere boomtakken scherp afstaken. In het kleine vertrek werd het hoe langer hoe duisterder. De oude vrouw liet haar hoofd voorover glijden, sloot de oogen en sluimerde in. Met de handen over elkaar geslagen en haar gezicht een weinig opgeheven, zat Elsje met ernstige oogen peinzend naar buiten te staren.
Wat was het daar plechtig stil en mooi, dacht ze en hoe aardig was het om oplettend naar boven te kijken naar die grillig gevormde kleine wolken, die in al haar reine witheid langzaam voortgleden. Zou daar nu de hemel achter zijn? En als men die wolkjes van dichtbij zag, van heel dichtbij, zou men ze dan voorzichtig kunnen bevoelen en er met de hand overheen strijken en zouden ze dan zacht en wollig zijn als fijne watten? En hoe kwam het toch dat de maan dat vreemde, blauwachtige schijnsel wierp over de koude, donkere aarde? En o, wat was het mooi, wat was het alles prachtig mooi! God moest wel heel groot en machtig zijn om alles zoo mooi en heerlijk te kunnen maken in de natuur! En hoe moest het wel in den hemel wezen, als het waar was dat daar alles nog veel mooier was dan hier! En....en als zij dan later in den hemel kwam, o, wat zou ze dan wel niet voelen, hier op aarde was het al dikwijls zoo prachtig! Het zou zeker nog heel lang duren, eer zij den hemel zag, zij was nog zoo jong, maar grootmoeder, die zou....
Met een snik van ontzetting, brak zij haar gedachtenloop af. O neen, neen, grootmoeder moest bij haar blijven, zij moest en zou weer beter worden; wat zou Elsje moeten beginnen zonder haar? Zij boog zich voorover om in de schemering naar haar te kijken en hoorde aan de zachte, geregelde ademhaling dat de oude vrouw sliep. En terwijl de tranen haar in de oogen sprongen, vouwde het meisje onwillekeurig de handen en opziende naar de heldere winterlucht daar buiten, zond ze een vurig gebed op tot God om haar grootmoeder nog lang voor haar te sparen.
"Maar Elsje kind, zit je daar nu nog te droomen?" klonk eensklaps de stem der oude vrouw, die, uit haar dutje ontwaakt, verbaasd was, het zoo donker om zich heen te vinden. "Maar meidlief, dat gaat nu toch z���� niet! Kom, steek gauw de lamp aan en brei dan nog, totdat je aan den voet beginnen moet. We moeten onzen tijd niet zoo verspillen, kindje!"
"Maar het is ook zoo prachtig mooi buiten, grootmoeder. H��!"
En met een zucht onttrok zij zich aan haar droomerij,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 95
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.