grootmoeder, omlijst door een hagelwit, geplooid mutsje, naar buiten kon zien kijken. Zij knikten elkaar vroolijk toe, waarna het meisje het plaatsje van roode tichelsteenen op zij van het huis overliep naar de deur, de klink oplichtte en door de smalle gang het woonvertrek inging, dat tevens als keuken dienst deed. De kleine kamer had een zeer eenvoudig aanzien met de vierkante houten tafel voor het raam, vier stoelen met matten zittingen en den bruingeschilderden houten vloer. Aan den eenen kant van den gewitten muur stond de kookkachel en daar tegenover een ouderwetsche latafel met korte, gedraaide pooten. In een zwarte lijst tegen den muur hing een verschoten merklap, door Elsje's grootmoeder bewerkt, toen ze nog een kind was, terwijl de portretten van Elsje's ouders op de latafel prijkten in gezelschap van een fleschje inkt, een paar pennenhouders, twee hardblauwe bloemvaasjes, een mandje met gemaakte bloemen, een staand spiegeltje en een Bijbel. Een groote koekoekklok hing naast den schoorsteen, die met aardige blauwe tegeltjes was versierd, terwijl een netjes gerimpelde strook of "val" langs den zwarthouten schoorsteenmantel naar beneden hing. Vlak bij het raam, waarbij de grootmoeder zat te breien, was een klein portretje opgehangen in een fraai nieuwerwetsch lijstje, dat slecht in deze omgeving paste. Het portret was dat van een jonge vrouw, met groote, sprekende oogen en donker, golvend haar. Er lag een trek van trotschheid om den fijnbesneden mond en het was alsof de fraaigevormde wenkbrauwen even minachtend opgetrokken waren, iets wat het overigens zeer innemende gelaat bepaald ontsierde. Er was in het portret een flauwe gelijkenis waar te nemen met het gezicht der oude vrouw, die dezelfde donkere, sprekende oogen had, waarvan echter de uitdrukking veel vriendelijker was, terwijl het thans geheel witte haar volkomen glad langs hare slapen was gestreken en zonder de minste neiging om te golven, even onder de geplooide muts te voorschijn kwam. De kleine handen waren rimpelig en mager van ouderdom en de dikke, blauwe aderen duidelijk zichtbaar, terwijl de ijverige vingers vlug de breinaald hanteerden.
Elsje leek niets op haar grootmoeder. Hare oogen waren lichtblauw, evenals die harer eigene moeder geweest waren, ook had zij hetzelfde geelblonde, touwachtige haar van haar moeder. Fijn besneden waren hare trekken volstrekt niet, maar om haar frissche roode lippen lag, zooals wij reeds gezegd hebben, iets guls en prettigs, en uit de vroolijke, blauwe oogen straalde een glans van tevredenheid en geluk, die een groote aantrekkelijkheid verleende aan haar gezicht.
Haar grootmoeder keek Elsje met welgevallen aan, zooals ze thans voor haar stond met wangen rood van de koude en oogen, nog schitterend van het genot, dat de mooie wandeling haar had bezorgd.
"O grootmoeder, wat is het heerlijk buiten!" zei ze, de mand op de tafel zettend. "Ik wou dat u het ook allemaal eens gezien hadt! De zon schijnt zoo mooi en het is zulk lekker weer om te loopen en alles schittert even prachtig en...."
"Ja, ja, ik wil het wel gelooven," zei de oude vrouw, lachend haar kleindochtertje in de rede vallend, "maar maak nu maar een beetje voort. Je moet het plaatsje nog schrobben en de koffie malen en dan verlang ik erg dat je eens flink aan het breien gaat. Je bent ook nogal lang weg geweest, dunkt me."
"Och, die vervelende Krelis heeft me weer geplaagd," zei Elsje met gemaakte knorrigheid, terwijl ze de pakjes uit de hengselmand nam. "Ik zal gauw voortmaken, grootmoeder."
Zij deed haar kapje en doek af en begon ijverig heen en weer te dribbelen, waarbij het korte vlechtje op haar rug, dat met een zwart veterbandje vastgestrikt en heel stijf gevlochten was, voortdurend in dansende beweging kwam.
Het vuur werd opgestookt, de groote ketel met water opgezet voor de koffie, die straks bij de boterham gebruikt moest worden, sneden brood met roggebrood werden gesneden en gesmeerd en eindelijk werd de koffiemolen uit de kast gehaald en werden de boonen gemalen, waarbij Elsje een even druk gebruik maakte van haar tongetje als van haar handen. De grap van Krelis werd in kleuren en fleuren aan grootmoeder verteld, wier oude oogen van pret begonnen te glinsteren bij het aardige verhaal. Toen was er genoeg koffie gemalen en zei Elsje, het blad met de kopjes klaarzettend en de koffie opschenkend:
"Zal ik nu maar eerst het plaatsje schrobben, grootmoeder? Dan kan de koffie onderwijl trekken."
"Best kind."
Ons meisje deed met een gewichtig gezicht een grooten blauwen boezelaar voor, zette haar wollen kapje weer op, deed haar klompen aan en ging naar buiten. En toen volgde er een plassen met water en een geschrob en een klotsen op klompen, dat het een aard had. De roode tichelsteentjes begonnen terdege te glimmen van al dat geboen en toen Elsje eindelijk klaar was met schrobben en met groote handigheid wit zand over het plaatsje had gestrooid uit een wijden, ruwhouten nap, zag het er zoo netjes uit,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.