Een twaalftal samenspraken | Page 4

Desiderius Erasmus
voor mijn leed. Treurige dagen
voor, treurige na! Door welke misdaad heb ik den Hemel beleedigd, dat
ik eene straf moet lijden de martelingen waardig van den Styx? De
aarde ten minste wordt na de zomerhitte door lange dagen vol schaduw
en nevelen verkwikt; de sneeuw komt en verdwijnt, naarmate de velden
haar behoeven of kunnen ontberen. Mij brengen de saizoenen geen
stilling van pijn; onafgebroken vervullen de droefgeestige zorgen mijne
ziel; tranen doen gedurig mijne oogleden zwellen."[16]
Is het mogelijk een glimlach te onderdrukken wanneer men bedenkt
hoe weinig de jonge man, die onder zijn leed zoo diep gebukt ging,
noodig had om gelukkig te zijn? Welk gering verschil, voor het
uitwendige, er bestond tusschen de kloostercel zijner jeugd, die hij
verwenschte, en de studeercel van zijn manlijken leeftijd, naderhand
zijn hemel op aarde?
Nooit heeft Erasmus naar een huwlijk getaald; nooit het als zijne
roeping beschouwd huisvader te worden; nooit eene openbare
betrekking willen vervullen. Wanneer hij in den vollen bloei der jaren
de zamenspraak van den Officier en den Karthuizer schrijft, dan
ontwerpt hij van den laatste een zoo innemend beeld, dat hijzelf er
jaloersch van schijnt.[17] Maar die geïdealiseerde karthuizer is een
monnik op het geduldig papier; en zoo Erasmus te Stein en in het
klooster Emmaüs gebleven was, dan ware voor het leven zijn lot dat
van een monnik der werkelijkheid geweest. Niet om nieuwe banden of
om bandeloosheid was het hem te doen, maar om vrijheid. Zijn land,
gevoelde hij, was grooter dan zijn klooster, de wereld grooter dan zijn
land, en er viel daar buiten eene even nuttige als roemrijke levenstaak
te vervullen. In zijne cel zelve had de beweging der eeuw hem
aangegrepen; uit zijne boeken was de tegenstelling eener barbaarsche
omgeving en van een hoogeren standaard van beschaving hem
openbaar geworden; naar die lucht en dat licht strekte zijn verlangen
zich uit. Zóó ten minste verklaren wij ons zijn ongeduldig bijten in de
staven van zijn tralievenster, tien jaren lang.
Er is in Erasmus' leven, nadat als geleide van een jongen schotschen

koningszoon gunstiger omstandigheden hem eindelijk naar Rome
gevoerd hadden, en hij in de drukkerij van Aldo Manuzio de
proefbladen zijner herziene Spreekwoorden had mogen korrigeren; er is
een tijd gekomen dat één ding bij hem nog boven Italië ging: Bazel en
de vrijheid. Met de jaren is het hem duidelijk geworden dat eene
werkzaamheid als die zijner droomen, niet gebonden was aan het land
of de stad waar het toeval de beschaving der oudheid, uit het Oosten
verdreven, eene vlugthaven had doen vinden. Onverschillig dat de
Italianen hem niet noodig hadden; zij voor het openbaar onderwijs hem
niet gebruiken konden; zijn nederlandsch accent, bij het latijnspreken,
een hinderpaal was.[18] Niet in het spreken lag zijne grootste kracht,
maar in het schrijven. Hij was in de wieg gelegd voor leermeester van
Noord-Europa met de pen.
Maar in zijne jeugd hunkerde hij slechts naar Italië; en voor de tweede
maal is hij de wanhoop ten prooi wanneer, na een snel vervlogen uitzigt
op welstand en onafhankelijkheid, de vloek der armoede hem op nieuw
aan de plaats bindt.
Het heeft niet gebaat dat een bisschop van Kamerijk, verlegen om een
bekwaam jong sekretaris, daarover naar Utrecht schreef en op
aanbeveling van den prior van Emmaüs onzen veelbelovenden
augustijner in dienst nam. Het doel waarvoor die prelaat hem wilde
gebruiken werd gemist, en het eenige wat de ex-sekretaris bij zijn
wisselen van loopbaan gewonnen had was, dat hij zich naar Parijs had
kunnen verplaatsen.
Zijne studiën kon hij daar voortzetten ja, en door het geven van
privaatlessen aan een rijken engelschen knaap of jongeling, lord
Mountjoy, er in zijn onderhoud voorzien. Verdiende hij eene
kleinigheid extra, door voor boekverkoopers te werken, dan kon hij
zich een uitstapje naar Zeeland, naar Engeland veroorloven, en oude
kennismakingen gaan vernieuwen of nieuwe aanknoopen. Doch wat gaf
dit voor de bevordering der groote zaak, wanneer hij naging dat hij de
volle dertig reeds achter den rug had, en hij van den eenen dag op den
ander nog altijd voor zijn brood moest vechten?
Bovendien was Parijs het einddoel zijner wenschen niet. Parijs had

opgehouden het brandpunt der beschaving van den dag te zijn. Het
vrijzinnig Collège de France bestond nog niet. Officieel had aan de
Sorbonne de middeneeuwsche scolastiek nog het hoogste woord. Parijs
werd tijdelijk overschaduwd door Rome. Wie op dat oogenblik naar
kennis uit de eerste hand haakte, had zich naar Italië te begeven. Alleen
een in Italië gehaalde doktorale hoed stempelde toen den man van
studie tot iets meer dan de meesten.
Wij raken hier aan een maatschappelijken misstand der 16de eeuw,
welke eerst driehonderd jaren later, in sommige groote landen of groote
steden van Europa, weggenomen is. Walter Scott kon, ofschoon hij
aanvankelijk slechts door Engelschen gelezen werd, een fortuin
bijeenverzamelen. Erasmus heeft, in weerwil
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 95
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.