Een liefde | Page 2

Lodewijk van Deyssel
en zei hem in een zoen in zijn voorhoofdrimpels goeye-nacht.
--Maar, kindlief, 't is pas kwart voor elleve, ga je nou al na boven? vroeg de oude heer, goedig opziend haar omhelzingsgebaren.
--Ja, vader, ik heb een beetje hoofdpijn, en ik wou morgen vroeg opstaan om wat te teekenen.
--Nou, slaap wel dan.
--Insgelijks, papaatje. Jans zal je goed sluiten, ook raam hier, en ga jij dan ook maar naar bed, hoor!
--Jawel, jufvrouw, weest u maar heel gerust. Nacht, jufvrouw.
Geregeld elken avond werd deze aanbeveling gegeven en zoo beantwoord, nu al vier jaar lang, sinds Mathilde van kostschool terug was.
Mathilde holde naar boven, alsof er brand was. Daar bedacht zij iets, en, van het eerste portaal, riep zij luid:
--Vader!
--Wat is 't? riep hij door de zaaldeur.
--Blijft u nu ook niet al te lang op! Denk aan uw rheumatiek!
--Nee, kind, ik kom over een kwartiertje. Wel te ruste!
--De jufvrouw is zeker weer een beetje bang, zeide Jans.
--Misschien wel, antwoordde de Stuwen, en stopte zijn pijpje.
Mathilde sliep op de tweede verdieping, boven haar vader, in een kamer aan de straat, twee ramen breed. Zij had in de gauwigheid vergeten een licht mee te nemen en bewoog zenuwachtig rond in de donkerte. Wat een akelige, nare kamer ook! Waar waren nu de lucifers? zij behandtastte met zoekende vingers de kastjes en tafels. Eindelijk vond zij ze en stak gauw het gas aan. Hoe heerlijk toch dat gas, dacht zij. Gelukkig, dat mijn kamer ook met gas is, want als ik een lamp had, zoo als op het zaaltje, dan kwam ik daar zeker nooit mee klaar. Toen het gas op was, ging zij tegenover de tafel zitten, in-eens, met een schok van haar lichaam, op een der vier stoelen aan den wand. Zij staarde voor zich uit, en liet haar oogen langs de planten-figuren van het tafelkleed gaan; haar armen hingen loom langs de heupen neer. Daar omtrilde haar de koele nukkende nachtstilte. Waarom maakte zij zoo'n haast? ze wist het niet. Zij keek naar rechts en zag dat de venstergordijnen nog niet neergelaten waren. De blauwzwarte lucht boven de boomen langs den wallenkant, onder de franje der gordijnen, scheen een door de punten der franje getande donkere lap goed, van gouden vonken doorstikt. Mathilde maakte het touw los en roef! roef! klapten de gordijnen neer. Toen begon zij zich uit te kleeden, zij nam den kam uit het haar, die haar toch al gedurende den avond had gehinderd, en liet het dikke zwarte haar over den rug heen en weer zwieren. Zij was opgewonden, voelde zich koortsig. Haar borst daalde en steeg onder het ritselend korset. Ring! met een ruk knoopte zij haar groenzijden lijf los, trok het korset af en gooide het op zij. Ja, zoo kon zij toch niet naar bed gaan! Ze zou nooit slapen! Met haastige groote stappen de handen op den rug als een jongen, begon ze te loopen, van de ramen naar de deur en weer te-rug. Haar schedel en handenpalmen zweetten van opgewondenheid. Haar bovenhoofd werd warmer. Telkens wanneer zij de tafel en het licht achter zich had. zag zij haar schaduw op de gordijnen en op de muur verschijnen, een wilde, warrige, wemelende schaduw: een hoofd met haren in grilligen kroes, rechtopsprietend en in kronkelende lijnen, als een ruiker grashalmen zonder kunst op het veld samengebonden zich vermengend, en een openhangend jak, met vagen schouder en taillevorm, als een breede bewegende japansche vaas daaronder. Als zij naderde werd de schaduw grooter en verloor hoe langer hoe meer haar eersten vorm. Zij kon niet ophouden met er naar te kijken, zij vond dat aardig, veel aardiger dan gisteren en eergisteren, toen ook de schaduw op het gordijn had bewogen.. Zij had er nooit zoo erg op gelet. Zij kreeg de gedachte den ruiker en de vaas van vorm te doen veranderen. Zij stak haar hand in het haar en streek het nog hooger naar boven, zij strengelde den langen bos, die over haar rug hing, om den hals of wierp alles naar boven en liet het terug vallen op haar schouders en over haar gezicht. Zij had er veel plezier in, zij lachte hardop. Zij nam haar jak bij de tippen en sloeg zoo naar twee kanten uit, zij gaf het den schijn van vleugels en maakte er de beweging van vliegen mede, met zoo een geweld, dat het garneersel kraakte aan de schouders. Zij sprong in de hoogte en danste door het vertrek. Zij kwam er toe een balletdanseres na te doen, bracht de armen samen boven het hoofd en strekte ze dan weer horizontaal uit. Zij nam haar rokken op in de breedte en walste zoo rondom de tafel, en zij ging maar voort en wist niet welke gebaren maar te verzinnen om voor zichzelf de Chineesche-schim te vertoonen. Haar bewegingen werden grilliger en ongerijmder: zij zwaaide
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 149
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.