栰
Een liefde, by Lodewijk van Deyssel
The Project Gutenberg EBook of Een liefde, by Lodewijk van Deyssel This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at www.gutenberg.net
Title: Een liefde
Author: Lodewijk van Deyssel
Release Date: January 24, 2004 [EBook #10820]
Language: Dutch
Character set encoding: ISO Latin-1
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK EEN LIEFDE ***
Produced by Marc D'Hooghe
EEN LIEFDE
door
LODEWIJK VAN DEYSSEL
VOORBERICHT
De tweede uitgave van den roman EEN LIEFDE verschijnt zonder de zogenaamd onvoegzame of onzedelijke uitdrukkingen, die in de eerste uitgave voorkwamen.
De belangstellende leidde daaruit niet af dat de meening van den schrijver veranderd zou zijn met betrekking tot de mate van vrijheid en van onafhankelijkheid van algemeen geldende zienswijzen, die een eigenschap der letterkunde moeten zijn.
De reden, die tot wijziging deed besluiten, is deze, dat geene gelegenheid werd gevonden eene nieuwe uitgave behoorlijk bezorgd te zien, tenzij met wijzigingen.
De vraag deed zich nu voor in hoeverre de verandering verantwoord kon worden tegenover de kunstleer, waarvan de oorspronkelijke vrije text de toepassing was.
Ten eerste nu, kwamen, bij latere objektieve beoordeeling, sommige onvoegzame of onzedelijke uitdrukkingen tevens voor fouten van letterkundigen aard te zijn. Deze behielden voor den schrijver wel hunne bekoring als bewijzen van felle leer-stelligheid, maar deden feitelijk het wezen der roman-gedeelten, waar zij zich bevonden, geweld aan.
Ten tweede echter, kwamen de letterkundig deugdelijke deelen te berde, die toch wegens onvoegzaamheid of onzedelijkheid moesten verwijderd worden. Dit was eene verdrietelijke scheiding.
Een roman als deze is evenwel niet een Geheel van dien aard, dat hij, --gelijk een beeld of een muziekstuk wel--bedorven zoude worden door de uitneming van enkel kleine stukken.
Aangenomen dat deze roman goed werk zij en gegeven de noodzakelijkheid eener keuze als de zoo even aangeduidde,--zoo moest die zich wel vestigen op het behoud van zoveel mogelijk van het werk, dat anders geheel verdonkeremaand ware gebleven.
Zomer 1899. L. VAN DEYSSEL.
EEN LIEFDE
I.
--Doe nou de deur maar dicht, kind, anders vat-je kou.
Mathilde deed 't. Eerst draaide zij de onderste helft toe, daarna de bovenste, sloot die af met een dikken sleutel en hing den sleutel aan een haak, midden aan de bovenste helft der deur, waar Jans, de meid, hem vinden zou.
Met een sprongetje was Mathilde weer bij haar vader, die, meer achter in den gang, wachtte; zij stak haar arm door den zijnen en de twee wandelden terug naar het zaaltje. Zij hadden met hun tweeen de menschen, die dien avond bij hen geweest waren, uitgelaten. Terwijl de heer de Stuwen opmerkingen maakte over kleine voorvalletjes van den avond, stapte zijn dochter op hakken naast hem, en keek zij, het hoofd gebogen, naar de punten harer schoenen. Zij zei niet veel.
--Toen 't zoo geanimeerd werd, dacht ik niet, dat ze zoo vroeg heen zouden gaan.
--Nee, antwoordde Mathilde, dat was wel vreemd. In-eens herinnerde de vader zich iets, iets dat hem getroffen had. Hij glimlachte, de oogen neer, schalksch:
--Heb-je wel gemerkt, hoe verlegen of mevrouw van Borselen werd en dat z'n 'n eindje met haar stoel van Louis Berlage vandaan schoof, toen ie die anekdote vertelde van die jonge weduwe, die zoo graag weer trouwen wou?
--Nee, daar heb ik niet op gelet ...
--Van Wilden was weer op zijn beau dire van-avond.
--Ja.
Mathilde moest nu den arm loslaten, want de ingang van het zaaltje was niet breed genoeg voor beiden te gelijk. Zij liet haar vader binnengaan, met gedachteloze blikken over zijn rug.
Het zaaltje, in de war, bepoeteld, kleverig, vol klamme glansen in het dik-gele lamplicht, luwde een volle warmte over hun gezichten, doorsiepeld van glacehandschoenen-en punchgeurtjes. Door het eene groote venster, dat op de binnenplaats uitkwam, frischte, als uit een mond van den nacht, de buitenlucht er tegen in. De stoelen stonden, links en rechts, in een onvriendelijke wanorde. Voete-kussens lagen over den vloer, wild weggeschoven.
Mathilde ging naar de piano, krabde een droppel vet, die, van de kaarsen gedropen, op een zwarten toets was gestolten, aan poeyer, spreidde de groenwollen lap over de toetsen, sloot de klep dicht en borg de bladen muziek in het kastje daarnaast.
--Ja, zei haar vader, die, langzaam met zijn laag kaal hoofdje, aan de tafel was gaan zitten om nog een half uurtje de krant te lezen en haar bezig zag, je heb wezenlijk uitstekend gespeeld, die sonate, oneindig beter als laatst.
--Och, zei ze, en blies meteen de kaarsen uit.
Met een soort van drift liep zij nu door het vertrek en zette de stoelen en het speeltafeltje op hun plaats. Zij schelde; daarna slofte de meid binnen.
--Jans, breng de glazen en die twee flesschen nog even naar de keuken. En ook de kopjes, die op het buffet staan, dan is dat weer in orde.
Mathilde zette den bruinen tonvormigen tabakspot met het meerschuimen pijpje bij haar vader
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.