die in ons groene
het vuur bracht en
de kleur, de vurig roode?
Dat is de wetenschap geweest, mijn
broeders.
Daar zat een man in Londen, ver van ons,
en terwijl wij iederen dag
zoo zwoegden,
en terwijl wij iederen dag aankeken
elkaar over het
groen geolied staal,
en terwijl wij in elkaars oogen zochten
vriendschap, terwijl de vlammen van ons zijn
met de vlammen der
stalen machine schiepen
het goud voor den bourgeois--en wij maar
niet
konden vinden den algemeenen weg,
den weg voor allen, om
tot kracht te komen--
zat die man en zocht
de wetenschap voor
ons....
En in 't verbond
van wetenschap en arbeid vond hij het,
de magneet,
die ons aan elkaar voor goed
kon trekken: 't gansche proletariaat.
En hij schreef het uit in een gulden boek,
en in stalen boekjes: die
leus voor ons.
Proletaarjaat aller landen, wees Eén.
En hij wees ons
den weg, dien wij gegaan
waren in 't klein, in 't groot als algemeenen
bevrijdings-zonlicht-gouden-vrijheidsweg.
En wij vereenden ons in éénen band,
de Internationale, die gij kent,
de Associatie roemvol aandenkens.
Dat was Marx, mijne vrienden, de
man wien
de arbeidersklasse van Europa en
Amerika meer dankt
dan aan wien ook.
De man die d' Wetenschap, zoolang u vreemd,
u
gebracht heeft en haar gemaakt uw kracht.
U, lijdenden, verbond hij
met het denken.
De denkenden verbond hij met het lijden.
Zacht
golft het gras over zijn diepe graf
te Highgate, maar hij staat hier
tusschen ons,
hier naast mij, en daar zit hij tusschen u."
En zacht vloten de beken van de tranen
omdat het denken bij de
lijdenden
eindlijk gekomen was.
Er waren oude arbeidersgezichten,
als steenen koppen in de buitenlucht.
En zij weenden niet, want de
arbeid had
hen gewend aan alles wat hard en pijnlijk.
"Wij hebben opgeroepen, 't Was Lassalle
die den strijdroep liet
hooren. En wij snelden
toe, en vormden de Arbeiders-partij.
De
politieke partij, 't was voor 't eerst,
dat arbeiders afdaalden in het
strijdperk
te strijden met het heele kapitaal.
Wij vlogen samen, o
nog maar 'n klein troepje,
voor veertig jaar. Maar wij vielen ze aan
dadelijk allen: 't grond-, 't bank-kapitaal,
het handels-, en 't
industriekapitaal,
wij, de arbeiders, schaarden ons er over:
Wij
stelden ons tegenover den Staat.
O 'k weet het nog zoo goed, ik was de eerste
die heengestuurd werd,
waar de Staats-Kop ligt,
den Rijksdag, om daar als een jonge
Siegfried
te gaan vechten in het hol van den draak.
Het kon niet
anders zijn dan woorden, woorden,
die ik tegen hem slingerde, een
zwaard
dat hem kon dooden, was er toen nog niet.
Maar mijn
woorden werden buiten gehoord
in al die plaatsen waar de vleezen
vruchten
om de ijzre kernen heen zijn. En dáár dáár,
begon men
toen het zwaard te smeden, dat
eenmaal, wanneer het hecht is
volgesmeed,
den strot zal boren van het kapitaal:
d' Organisatie.
En men heeft gesmeed.
Vroolijk als Siegfried staat de arbeidersklasse
van Duitschland, en smeedt aldoor aldoor door.
Gij kunt 't haast
hooren als gij van hier luistert.
Rondom de ijzeren machines gaan
de vleezen lijven, de denkende
koppen
Naar de fabrieken loopen iedren dag
de stevige voeten
dragend helle koppen.
In de fabrieken komen elken dag
duizenden
vrienden samen, met hun vrouwen
en kindren, hun meisjes en
jongens.
En die bevolking ziet elkander gaan,
en op den hoek van
een machine als
zij elkaar tegenkomen, zien ze elkaar
soms even in
de harde sterke oogen.
De ééne hand reikt in handgreep de ander,
een voet raakt voet, een rug raakt rug, dan keeren
ze even om
tusschen hun deelmachines:
Was 't zijn lijf of was 't mijn lijf dat het
deed,
was het haar zachte heup, haar teedre oog,
was het mijn jas of
haar jurk dat mij raakte.
Neen, 't was de hand van onze kleine zoontje,
dat daar staat en vlug met zijn vingers voedt
het bijtend welgeolied
vlugge staal.
En als ik mijn hoofd soms heel stil opricht,
en in een
oogenblik dat mijn werktuig
poost om gesteld te worden voor nieuw
werk,
mijn oogen rond laat gaan door heel de zaal,
wat hangt daar,
wat is daar die grijze nevel
waarin de armen staal slaan, waarin
flarden
product en ijzer, grondstof en menschstukken
dooreenscheemren, wat is die damp die alles
omslurpt en overhuift en
ons toedekt?
Ik zie 't, 't 'is de gloed die ons aaneenbindt,
het
socialisme, dat uit onzen arbeid
opstijgt, d' Eenheid van werken,
waaruit één
voelen en willen, hopen en leven komt.
Zoo ontstond in
Duitschland de nieuwe droom,
als een nevel die in den zomerdag
begint te trekken uit het groene weiland,
het smaragd kristalgroen
verbreidt zich onder.--
't Kapitalisme bouwt ons de machines,
't
Kapitalisme bouwt ons de fabrieken,
wij bouwen 't kapitaal, 't
kapitaal bouwt
ons werkhuis--
wij willen het huis óns, dat wij zelf
bouwen."
De stem ging naar de hoogte. Willem ging
mee naar de hoogte--hij
zag alles goed.
"Wij hebben organisatie gemaakt.
Wij hebben gebouwd al die jonge
bosschen,
waaruit muziek waait die gij hier kunt hooren.
Wij
hebben gebouwd al de nieuwe orgels
uit wier pijpen, uit wier
luchtpijpen-kelen,
het wereldlied klinkt als van vrije vogels,
die 's
morgens op een heeten zomerdag
midden" in zomer al vóór drie uur
zingen.
Terwijl wij zongen, kwam de donkre machte
van 't kapitaal, de
patroons en de kerk,
de bankiers, renteniers en grondbezitters,
de
dievenkooplieden en de beursdieven,
vielen ons aan en sneden
menigen strot
van een jong zanger meedoogenloos af,
zoodat zijn
stem uit afgesneden keel
niet meer
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.