Een goudzoeker op Madagascar | Page 7

S. Lagrange
te wegen
valt. Elke veertien dagen zendt de goudzoeker, die nu inderdaad het
hoofd is geworden van een onderneming, onder geleide zijn goud naar
Tananarivo, waar het gekocht wordt door kooplieden, die daartoe
gemachtigd zijn of door credietinstellingen tegen den prijs van drie
francs tot drie francs tien centimes het gram, naar de qualiteit, tot de
definitieve analyse den waren prijs heeft vastgesteld, die tot drie francs,
dertig kan stijgen.
Als het gezantschap terugkeert, brengt het stukken mee van vijf francs.
Sedert de onderneming nu eenige maanden werkt, heeft onze held al
eenige spaarpenningen kunnen verzamelen, die hij aanwendt, om het
wat beter ervan te nemen. De hut van stroo maakt plaats voor een
steenen huis. Zijn kost wordt verbeterd door den aankoop in de
nabijzijnde grootere plaats van levensmiddelen, die wat smakelijker
zijn dan rijst. De post van Moandrivazo levert hem brood, vleesch en
zelfs versche groenten. Door nieuwe onderzoekingen breidt hij het veld
zijner werkzaamheid uit en plant nieuwe palen.
Maar nu reist hij niet meer te voet; zijn middelen veroorloven hem nu
een draagstoel te bekostigen of filanjana, of wel een muilezel aan te
schaffen, en terwijl hij van huis is, bewaakt Rasoa de woning en het
kamp. Daar zij lezen en schrijven kan, houdt zij zelfs de wekelijksche
uitbetalingen op Zondag en ziet toe op het wegen. Ook zij geniet van
den meerderen welstand. Ze beschikt nu over een filanjana, als ze zich
verplaatsen wil, en ze heeft schoenen voor zich gekocht, hoewel ze
maar zelden meer te voet gaat.
Een jaar is voorbijgegaan. Het toby of kamp, dat van dag tot dag zich

heeft uitgebreid, is er als een echt dorp gaan uitzien, dat rondom het
huis van den Europeaan is ontstaan. Deze is inderdaad hoofd en
bestuurder van de plaats. Hij int de belastingen, die hij ter hand stelt
aan de competente administratieve macht; hij doet in eerste instantie
uitspraak in de conflicten, die dagelijks onder de arbeiders te beslechten
zijn en speelt daarbij dikwijls de verzoenende rol.
Alle Zondagen is er na het wegen feest in het kamp. Er hebben zich
onder de m'piassa volamena zangers en dansers geopenbaard.
Welluidende zangen wisselen af met dansen en acrobatische
oefeningen. Er wordt in de liederen gesproken van Imerina, dat zoo ver
is, van de vazaha's, de ramatoa's of van de eene of andere
liefdesgeschiedenis.
Een of twee violen en een trom vormen het orkest, dat zang en spel
begeleidt. Die kunstenaars der instrumentale muziek heeten m'pilalo, en
zij vormden nog tot kort geleden een gepatenteerde klasse in Imerina.
Ze worden door het volk onderhouden; hun belasting wordt betaald
door het dorp, waartoe ze behooren, en eindelijk verhoogen de
geschenken van allerlei aard, die ze bij feestelijke gelegenheden
ontvangen, hun inkomsten.
De grootste zorg voor den leider van een ontginning in Betsiriry is,
genoeg proviand te krijgen voor zijn personeel, want zoodra de
m'piassa volamena zouden bespeuren, dat er niet genoeg voor hen te
eten was, zouden allen het werk in den steek laten en zouden in massa
naar hun geboortedorpen terugkeeren, of ze zouden gaan arbeiden in
een naburige ontginning, waar er genoeg rijst te krijgen was. Nu is er in
Bongo-Lava, zooals wij hebben gezien, geen enkel middelpunt van
bevolking of van bebouwing.
Elken Zondag komen dan ook de Sakalaven uit Ambalika naar de
kampen met manden rijst, bananen en andere levensmiddelen en
houden markt onder de inboorlingen. Maar die manier van
proviandeering, die enkel afhangt van den goeden wil der Sakalaven, is
al te wisselvallig. Een hoofd van een goudzoekerskamp moet een
magazijn hebben, waar hij rijst in genoegzame hoeveelheid opstapelt,
dat hij geen gebrek heeft te vreezen. Dat deed onze held. Hij sloot

overeenkomsten met de verbouwers van rijst uit de dorpen van
Ambalika en verkreeg op die wijze goede voorraden, die den arbeiders
vertrouwen inboezemden. Ze konden van toen af rechtstreeks van hun
leider hun dagelijksch voedsel koopen. Doordat hij niet bijtijds gezorgd
had voor een aanvulling van zijn voorraad, was een prospector oorzaak
van den volgenden tegenspoed, die hem eenige jaren geleden trof.
Twee- of driehonderd arbeiders, die in het goud werkten, dachten op
een goeden morgen, dat er geen korreltje rijst meer voor hen in de toby
was. In dien tijd wisten de dorpen van Ambalika nog niets van den
arbeid en hadden niets in voorraad. In opgewonden staat begaven de
arbeiders zich op weg naar Befato, dat vijf lange dagmarschen ver was.
De inboorling kan niet lang tegen onthouding van voedsel, want rijst
stilt den honger spoedig, maar voedt niet voor langen tijd, en als hij
twaalf uren zonder voedsel moet blijven, kan hij in het geheel geen
inspanning meer verdragen.
Men kan zich dus wel voorstellen, hoe het met die ongelukkigen afliep.
Enkelen van hen vonden ondersteuning bij een naburigen goudzoeker;
anderen waren zuinig met het beetje voedsel, dat
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 12
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.