Een goudzoeker op Madagascar | Page 6

S. Lagrange
te zenden ter
goedkeuring van den mijncommissaris en de som van 25 francs te
storten voor ieder der in den grond geslagen palen.
Hij nam een korte rust en begon toen werk te maken van het krijgen
van arbeiders. De dorpen in Betsiriry boden hem in dat opzicht al zeer
weinig steun. De Sakalaven kennen zoo goed als allemaal het
goudzoeken; ze hebben allen in meerdere of mindere mate vroeger wel
hun pannen gewasschen, waarvan ze de opbrengst aan de Indiërs
verkochten; maar het staat hun tegen, zich te verbinden voor geregeld
werk, waar al zeer spoedig hun behoefte aan onafhankelijkheid onder
zou lijden, de eenige behoefte, die zij nog inderdaad gevoelen. Het kan
hun weinig schelen, of ze geen geld hebben, als ze maar in volle
vrijheid kunnen genieten van de open vrije lucht, den zonneschijn en de
wijde ruimte.
De prospector gaat dus op weg naar Betafo, het dichtst bij Imerina
zijnde centrum, waar hij zeker kan zijn, werkvolk te vinden. Dat is een
reis van vijf dagen moeilijk marcheeren, die hij onderneemt met
Rakoto en Rasoa, beide hem getrouw gebleven onder de vele
wisselingen en tegenspoeden. Te Betafo zoekt hij onder de Hova's
kapiteins of opzichters van de groepen, die dan op hun beurt de
m'piassa volamena of eigenlijke goudzoekers huren. Maar de
inboorlingen komen niet gemakkelijk tot een besluit en vooral als dat
zou inhouden werken ver van huis op gronden, waar ze de waarde niet
van kennen. Met groote moeite komen twee of drie opzichters tot hem
over en brengen, na voorschotten te hebben ontvangen, een twintigtal
mannen en vrouwen aan. Dat is de kern van de latere
exploitatiebrigade.
Terug op zijn terreinen, waar hij met vergunning mag gaan goudzoeken,
begint de goudzoeker zijn toby of kamp in te richten. Een hut van stroo
op de geschiktste plaats is weer zijn woning; daar rond omheen
groepeeren zich de hutten der werklieden. Dezen brengen hun dagen in
de rivier door, vullen de pannen, wasschen ze en brengen zorgvuldig de

opbrengst van hun onderzoek in veiligheid, want ze moeten die
bewaren tot Zondag, den dag van afwegen en betalen. Het is een hard
bestaan, dat van die goudwasschers. Ze werken meestal in paren,
waarbij de man de opgravingen van het slib doet en den grond in de
goudpan schept, terwijl de vrouw de pan schudt. Die tijdelijke
verbintenissen, die gesloten worden bij een goudgraverij, hangen
slechts van het toeval eener ontmoeting af of van een gril en worden
weer verbroken, als de eene of de ander er genoeg van heeft.
Tot de knieën in water en slijk staande, bijna naakt in zonneschijn zoo
goed als in den regen, kunnen de mannen en vrouwen eerst des avonds
naar het kamp terugkeeren, als dat niet te ver is verwijderd van de
plaats van hun werk. Ze moeten wel tuk op winst wezen, om op die
manier zich bloot te stellen aan de vele ziekten, vormen der goudkoorts.
Des Zondagsmorgens defileeren de m'piassa volamena vóór de
weegschaal langs en ontvangen den prijs voor hun goud, dat betaald
wordt met meestal twee francs het gram.
De eerste pogingen tot exploitatie zijn volkomen geslaagd; de rijkdom
der alluviale aanslibbingen beantwoordt aan de verwachtingen. Dan
wordt na veertien dagen of drie weken een vertrouwd opzichter
teruggezonden naar Betafo, om meer arbeiders te huren. De
werkzaamheid van die opzichters heeft grooten invloed op het
welslagen van de onderneming. Zij zijn verantwoordelijk aan den chef
der ontginning voor het goede gedrag en den arbeid van de groep, waar
ze het opzicht over uitoefenen. Ze zijn ook de tusschenpersonen
tusschen de koelies en den Europeaan in alle zaken, die de tucht in het
kamp raken. Hun werk bestaat hoofdzakelijk in toezicht houden, en hun
salaris is evenredig aan de opbrengst per week van hun arbeidsterrein.
Daar de opbrengst steeds stijgende is, verspreidt zich weldra de mare
van den rijkdom van de ontginning, en zonder dat het noodig is, ze op
te halen, komen de inboorlingen bij hoopen aan. Want als de Sakalaven
al geen behoeften hebben, de Hova's hebben er wel. Zij moeten
betrekkelijk hooge belastingen betalen. De eenige hulpbron, die hun
land hun aanbiedt, is de handel in rijst; maar de concurrentie is zeer
groot; de opbrengst van een enkelen oogst is niet voldoende om in hun

levensonderhoud te voorzien en tevens het geld op te leveren voor de
belasting. Dus zijn ze in de noodzakelijkheid, werk te zoeken. Het moet
erkend, dat er onder de Hova's velen zijn, die gevoel van
spaarzaamheid kennen, die de eerzucht om vooruit te komen bezitten
en bij voorbeeld den wensch koesteren, koeien in eigendom te hebben.
Die omstandigheden leiden ertoe, dat de liefde voor den arbeid bij hen
wordt aangemoedigd.
De geleidelijke toeneming van het aantal arbeiders vindt men natuurlijk
terug in de toenemende zwaarte van hetgeen er op Zondag
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 12
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.