Een goudzoeker op Madagascar | Page 5

S. Lagrange
gaan zoeken, waar nog geen exploitatie aan den
gang was. Er heerscht een verstikkende hitte op de kale hoogvlakten;

het voetpad, dat met stukken kwarts overdekt is, werkt vernielend op de
zolen der laarzen van den vazaha en kwetst de voeten der ramatoa; het
loopt tegen steile hellingen omhoog, daalt dan weer af naar de
beddingen van door diepe kloven ingesloten beken, waar men waden
moet over de rotsachtige bedding, klimt dan tegen den
tegenoverliggenden oever op, en dat gaat maar steeds zoo voort. De
dragers van de bagage krijgen pijn in de schouders en blijven ver achter.
Het wordt noodig, rust te houden, hoewel de dag nog lang niet ten
einde is; maar de algemeene vermoeidheid, en vooral die der
inboorlingen, maakt het oponthoud noodzakelijk. De maaltijd wordt in
droeve stemming genuttigd, hoewel er een oude en taaie vogel als
tractatie wordt voorgediend.
De maan, die zachtjes rijst, laat weldra haar licht schijnen boven de
toppen van het gebergte, aan welks voet thans ieder van het gezelschap
de rust geniet. De plotselinge glans van het maanlicht wekt den
goudzoeker en baadt het landschap in een prachtigen glans. Er is niets
te hooren dan het zachte gemurmel van de beek in de overigens
welkome stilte. Maar de ontroering, die over den toerist komt bij het
aanschouwen van de schoonheid der natuur, heeft weinig vat op een
goudzoeker, die door vermoeidheid zoo goed als uitgeput is en die door
twee dagen van teleurstelling ontmoedigd is geworden. Onze vriend zal
trachten weer in te slapen, door voor het heldere schijnsel te vluchten,
als hij de afwezigheid bespeurt van de dragers zijner bagage.
Hij gaat opstaan. De boto ligt daar wel te snorken met gesloten vuisten,
maar de beide Sakalaven hebben de plaat gepoetst, terwijl ze de bagage
in den steek lieten, die arme bagage die toch zoo weinig beteekent.
Een eenigszins hardhandige wenk wekt Rakoto, die uitlegging moet
geven over een gebeurtenis, waar hij nog niets van weet, daar de
dragers zich wel gewacht hebben, hem op de hoogte te brengen van hun
misdadig plan. De onwetendheid van den boto doet de wanhoop van
den meester ten top stijgen. Rasoa, die droomde dat ze zijden kleeren
droeg, wordt ook gewekt, en moet er zich in schikken haar aandeel te
dragen aan de verantwoordelijkheid, die haar als inlandsche toekomt.
Al spoedig wordt het heele ras voorwerp van de verontwaardigde

uitingen van den vazaha; dan krijgt ook de administratie haar beurt, dat
ongelukkige bestuur, dat aan de onderworpen volken nog niet heeft
kunnen leeren, welk een groot geluk het voor hen is, dat ze bagage van
een blanke mogen dragen. Het ongeluk maakt iemand onrechtvaardig!
De maan, die zich niet heeft laten ophouden op haren tocht, verlicht het
tragisch-komische tooneel; maar men kan het gemurmel van de beek
niet meer hooren. De brommende stem van den goudzoeker
overheerscht de heele natuur... Den volgenden dag keert men naar
Miandrivazo terug, terwijl ieder een deel der bagage draagt.
Dit eerste ongeluk was maar het begin van een reeks van tegenheden,
een lange serie van ongeluksdagen, door onzen held echter met
mannenmoed gedragen. Telkens kwam er weer een andere tegenspoed
zijn pogingen verstoren. Eens op een dag leed hij bij het oversteken van
de Mahajilo in een bootje schipbreuk en verloor den zak, waarin een
deel van het overgespaarde, terwijl hij zijn levensbehoud slechts dankte
aan de hulp van den bootsman. Een anderen keer hield een verstuiking
hem verscheiden dagen opgesloten in de hut, die er op den duur niet
geriefelijker op was geworden. Zulke incidenten brachten stoornis in de
dagen van ijverig prospecteeren in de buurt van Miandrivazo.
Toen kwam op een goeden dag een kansje. Een gelukkige greep, dien
hij deed in een rivier, nog niet door anderen onderzocht, in de buurt van
Bengilo, gaf hem hoop, dat hij eindelijk het rechte plekje had ontdekt.
Niet alleen waren de alluviale aanslibbingen rijk genoeg om te worden
ontgonnen, maar een paar steenen, gevonden aan den oever en
inderhaast gewasschen, gaven een opbrengst aan goud, zoo aanzienlijk,
dat hij hoopte daar een ondergrond aan te treffen, die een ernstig
onderzoek waard was. Hij sloeg eenige palen in den bodem, om een
terrein af te zetten met een straal van één kilometer als aanvang van
zijn exploitatieterrein. Maar het was dan ook hoog tijd, want bijna op
hetzelfde oogenblik kwamen andere goudzoekers opdagen, die aan het
werk waren in den dienst van een rijke, in den omtrek werkende
maatschappij. Hij moest list gebruiken, om hen op een dwaalspoor te
brengen. Doch toen hem dat niet gelukte, moest hij, de arme
geïsoleerde, bedreigingen aanhooren en daarna dringende aanbiedingen

in ontvangst nemen van de zijde der machtige concurrenten. Hij
weerstond de beide soort van uitingen, en ging naar huis, om over zijn
verdere plannen na te denken, ze vast te stellen en op
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 12
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.