Een Reis naar het Land van de Cacao en de Suiker - Een zending naar Barbados, Engelsch Guyana en Tr | Page 6

Th. Dufau
Januari 1902, om na een reis van twee dagen Engelsch Guyana te bereiken. Dat wij het vasteland naderden, bespeurden wij aan de kleur van het zeewater, dat, vooral bij de mondingen der rivieren, van blauw min of meer donker geel wordt. De groote stroomen, zooals de Demerara, Berbice, Essequibo en Corentijne, voeren verbazend veel slib mede, waardoor de bodem van den Oceaan steeds verandert, en als de stroomingen het niet beletten, worden er spoedig nieuwe eilanden gevormd. Het tegenwoordige geslacht heeft er verschillende zien ontstaan, in den mond van de Demerara, die nu reeds met bosch zijn bedekt en uitstekende brandstof leveren voor de ovens der fabrieken.
Georgetown, de hoofdstad van Engelsch Guyana, heeft prachtige kaden, waar de grootste pakketbooten kunnen aanleggen, 't geen gemakkelijk is voor de passagiers en voordeelig voor den handel. Zoodra men eenigszins met het voorkomen der stad vertrouwd raakt, gevoelt men met een zeer belangrijke kolonie te doen te hebben, die geheel opgaat in de suikerproductie. Er zijn zeer veel handelshuizen, die meer dan in Barbados het karakter van algemeene stapelplaatsen dragen, daar zij van buitenaf alle mogelijke gebruiksartikelen ontvangen, en daarvoor suiker naar de Vereenigde Staten zenden. Deze huizen zijn aan de kade gelegen, zoodat het lossen en laden gemakkelijk gaat; de kantoren zijn meestal gevestigd in Water-Street, de hoofdstraat der handelswijk.
Eer ik de stad zelf in oogenschouw nam, wilde ik den botanischen tuin, Vlissingen genaamd, gaan bezichtigen, die zeer beroemd is en vele bezoekers trekt. Een electrische tram bracht mij er binnen eenige minuten, en het was gelukkig nog vroeg, want later op den dag is de hitte ondragelijk.
Deze plantentuin, even sierlijk van aanleg als het Parc Monceau te Parijs, doch vijftienmaal zoo groot, is werkelijk wonderlijk mooi. Onder de leiding van het beheer der Botanische tuinen te Kew worden hier uit de voornaamste botanische stations der engelsche koloni?n de prachtigste heestergewassen en sierplanten verzameld, die heerlijk uitkomen onder den schitterenden tropischen hemel. Ik bewonderde een zeer fraaie collectie ficus, de atalia van Brazili?, een der schoonste palmboomen, de indische corypha, waarvan sommige soorten (umbraculifera en elata) de eigenaardigheid vertoonen, slechts eenmaal te bloeien, omstreeks hun 15de jaar; waarna zij sterven. Ook zag ik hier den pandanus, met zijn zonderlinge wortels, en de cannonball tree, waarvan de vrucht onder aan den stam groeit, en den vorm heeft van een kanonskogel. Door den tuin vloeien vele kanalen, waarin de Victoria Regia en lotussen bloeien. De Victoria Regia werd in vele rivieren van Guyana aangetroffen. Men heeft het zaad van de plant in lichte aarde gezaaid en toen het ontkiemd was, het plantje op den bodem der vijvers geplaatst, waar de stengels zich ontwikkelden, en weldra de bloem zich aan de oppervlakte vertoonde.
Vijf en twintig jaren geleden was deze botanische tuin een uitgestrekt moeras. Men heeft groote moeilijkheden te overwinnen gehad, om het terrein geschikt te maken voor den aanleg. Al het water moest worden afgeleid, om de wortels der planten voor rotting te vrijwaren, en daar in het droge jaargetijde besproeiing noodig was, heeft men een stelsel van buizen aangelegd, waardoor het water uit het groote kanaal van Lahama over den geheelen tuin wordt verspreid. Dit kanaal van Lahama is vier meter breed, en drie meter diep, en dateert nog uit den tijd toen de Hollanders het land bezaten.
De Engelschen hebben het verlengd en den water-toevoer geregeld door een perspomp.
Het was niet alleen om het genoegen van een wandeling, dat ik het uitstapje naar den plantentuin had ondernomen. Ik wenschte ook twee proefplantages in oogenschouw te nemen, waarvan de eene gewijd was aan de "seedlings", het suikerriet, dat uit zaad was gekweekt, en de andere aan proeven van verschillende bemesting. De heeren Jenman en Harrison staan aan het hoofd van deze afdeeling, de een voor het landbouwkundig gedeelte, de ander voor het scheikundig onderzoek.
Het zaad van het suikerriet werd langen tijd voor onvruchtbaar gehouden, en men gebruikte voor de voortplanting enkel stekken, die ontnomen werden aan den stengel zelf, of aan het allerbovenste gedeelte ervan. Aan deze laatste gaf men de voorkeur; zij bestaan gewoonlijk uit drie of vier knoppen. Ze worden in de vore gelegd en luchtig met aarde bedekt. Uit den knop ontwikkelt zich een stengeltje, waaruit de nieuwe plant gevormd wordt. Op deze wijze werden echter geen nieuwe vari?teiten verkregen, en zelfs vertoonde zich neiging tot achteruitgang bij de oorspronkelijke soort. Door een toeval echter ontdekte de chemicus Drum, dat het zaad van suikerriet niet onvruchtbaar was. Hij zag, dat het op een plantage te Barbados in 't wild was opgeschoten; maar daar het bijna niet te onderscheiden was van het gras, waartusschen het groeide, was het half met het onkruid uitgewied. De heer Drum kweekte het afzonderlijk op, en hieruit ontstond een nieuwe soort. Een dergelijke ontdekking werd op Martinique gedaan, waar suikerriet op een ouden muur groeide. Daarna werden de
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 18
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.