moeten toestemmen dat die walvisch dan toch dood is, want het is zeker dat hij niet de minste beweging maakt."
"He! nicht Weldon," antwoordde neef Benedict, die gewoonlijk stijf op zijn stuk stond, "'t zou de eerste keer niet zijn dat men een walvisch ontmoette die op de oppervlakte der zee sliep!"
"Wel mogelijk," antwoordde kapitein Hull, "maar we hebben nu met geen walvisch, maar met een vaartuig te doen."
"We zullen zien," antwoordde neef Benedictus, die eerder al de zoogdieren der noord- en zuidpoolzee?n zou gegeven hebben voor een zeldzaam insect.
"Goed sturen, Bolton, goed sturen!" riep wederom kapitein Hull, "en loop niet tegen het wrak aan. Blijf er op een kabellengte van af. 'k Heb geen lust de zijden van den Pelgrim er aan te wagen met tegen dien romp aan te varen.--Loef een beetje, Bolton, loef wat!"
De steven van den Pelgrim, die naar het wrak gewend was geweest, week door een lichte beweging van het roer een weinig af.
De schoenerbrik bevond zich nog een mijl van den omgeslagen romp af. De matrozen hadden er gretig het oog op gevestigd. Misschien bevatte hij een kostbare lading die mogelijk op den Pelgrim kon overgeladen worden? Men weet, dat bij de berging van gestrande goederen, het derde van de waarde aan de bergers toekomt, en indien in dit geval de lading niet beschadigd was, zou de bemanning, zooals men zegt, "een goeden slag slaan!" Het zou een prachtige vergoeding zijn voor hun ongelukkige vangst!
Een kwartier later bevond zich het wrak nog een halve mijl van den Pelgrim af.
Het was wel degelijk een vaartuig dat geheel over bakboord lag. Tot aan de verschansing toe omgeslagen, lag het zoover op zijde, dat het bijna onmogelijk was zich op het dek staande te houden. Men zag niets meer van de masten. Aan de rusten hingen nog slechts eenige eindjes gebroken trossen en gesprongen kettingen.
In den boeg aan stuurboordszij bevond zich een groot gat tusschen de spanten en de ingedrukte buitenhuid.
"Dit schip is aangezeild!" riep Dick Sand uit.
"Dat is niet twijfelachtig," antwoordde kapitein Hull, "en 't is een wonder dat het niet onmiddellijk gezonken is."
"Zoo er aanzeiling geweest is," merkte Mevr. Weldon op, "mag men hopen dat de bemanning van dit vaartuig opgenomen is door hen die het aangezeild hebben."
"'t Is te hopen, mevrouw Weldon," antwoordde kapitein Hull, "of de equipage moet zich, na de botsing met zijn eigen sloepen gered hebben, als het aanzeilende schip althans zijn koers vervolgd heeft--'tgeen helaas! somtijds gebeurt!"
"Hoe is 't mogelijk! Dat zou toch een staaltje van verregaande onnmenschelijkheid zijn, mijnheer Hull!"
"Ja, mevrouw Weldon.... ja! En toch zijn er vele voorbeelden van! Wat me zou doen gelooven dat de bemanning van dit schip het al vroeg verlaten zal hebben, is dat 'k geen enkele boot zie en zoo de menschen aan boord niet opgenomen zijn, zou ik eerder gelooven dat ze getracht hebben aan land te komen! Maar bij den afstand waarop we ons hier van het Amerikaansche vaste land of van de eilanden van Australi? bevinden, vrees ik dat ze hierin niet zullen geslaagd zijn!"
"Misschien," zei Mevr. Weldon, "zal men nooit achter het geheim van dit ongeluk komen! Toch zou 't mogelijk zijn dat er nog iemand van de equipage is achtergebleven!"
"Dat is niet waarschijnlijk, mevrouw Weldon," antwoordde kapitein Hull. "Men zou ons reeds herkend hebben en ons eenig signaal maken. Maar we zullen er ons van verzekeren.--Loef een beetje, Bolton, loef!" riep kapitein Hull, terwijl hij met de hand den te volgen koers aanwees.
De Pelgrim was nog slechts drie kabellengten van het wrak verwijderd en er was geen twijfel aan of de romp was door de geheele bemanning verlaten.
Doch op dit oogenblik maakte Dick Sand een gebaar dat onmiddellijk stilte gebood.
"Hoor! hoor!" zeide hij.
Iedereen luisterde.
"'t Is alsof ik geblaf hoor!" riep Dick Sand uit.
En werkelijk deed zich binnen in den romp een verwijderd geblaf hooren. Er was inderdaad daar een levende hond, opgesloten misschien, want het was mogelijk dat de luiken hermetisch gesloten waren. Maar men kon hem niet zien, daar het dek van het omgeslagen vaartuig nog niet zichbaar was.
"Al was er niets anders dan een hond, mijnheer Hull," zeide Mevr. Weldon, "zouden we hem immers redden!"
"Ja.... ja!...." riep de kleine Jack, "we zullen hem redden!.... 'k zal hem te eten geven!.... Hij zal veel van ons houden.... Mama, 'k zal een stukje suiker voor hem gaan halen!....."
"Blijf hier, mijn kind," antwoordde Mevr. Weldon glimlachende. "Me dunkt, 't arme dier moet haast van honger sterven en 't zal liever een goed stuk vleesch hebben dan je stukje suiker!"
"Welnu, laten ze hem mijn soep geven!" riep de kleine Jack uit. "Ik kan er best buiten!"
Op dit oogenblik deed zich het geblaf duidelijk hooren. Drie honderd voeten slechts waren de twee schepen van elkander verwijderd. Bijna onmiddellijk vertoonde zich een groote hond op de verschansing aan stuurboordszij en klampte er zich
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.