Een Kapitein van 15 Jaar | Page 4

Jules Verne
hartstocht den heer en mevr. Weldon naar Nieuw-Zeeland vergezeld had, zal dit voldoende zijn om dezen zonderling te schetsen. Zijn verzameling was daar verrijkt geworden met eenige zeldzame voorwerpen en men begrijpt licht dat hij haast had ze in de loketkas van zijn kabinet te rangschikken.
Daar nu Mevr. Weldon en haar kind met den Pelgrim naar Amerika terugkeerden, was niets natuurlijker dan dat neef Benedictus hen op hunne terugreis vergezelde.
Maar hij was de man niet voor mevr. Weldon op wien ze in hachelijke oogenblikken kon rekenen. Zeer gelukkig zou het een gemakkelijke reis zijn in het schoone jaargetijde, aan boord van een vaartuig welks gezagvoerder al haar vertrouwen verdiende.
Gedurende de drie dagen dat de Pelgrim Waitemata aandeed, maakte Mevr. Weldon in groote haast toebereidselen, want zij wilde het vertrek van de schoenerbrik geen oogenblik vertragen. De inlanders die haar gedurende haar verblijf te Auckland bediend hadden, kregen hun afscheid en den 22en Januari scheepte zij zich aan boord van den Pelgrim in, met haar zoon Jack, neef Benedictus en Nan, haar oude negerin.
Neef Benedictus nam in een bijzonder daartoe ingerichte bus zijn gansche vreemde verzameling insecten mede. In deze verzameling bevonden zich onder anderen eenige van die pas ontdekte staphylini, een soort van vleeschetende coleoptera (schildvleugelige insecten), welker oogen boven op den kop geplaatst zijn en die tot nog toe alleen op Nieuw-Caledoni? gevonden werden. Men had hem ook een zekere vergiftige spin aanbevolen, de "kapipo" der Maori's, welker beet voor de inlanders dikwijls doodelijk is. Maar een spin behoort niet tot de orde der eigenlijk gezegde insecten, zij heeft haar plaats in die der arachniden (spinachtigen) en was in de oogen van neef Benedictus zonder eenige beteekenis. Daarom had hij haar ook versmaad en was het juweel van zijn verzameling een merkwaardige Nieuw-Zeelandsche staphylinus.
Het spreekt van zelf, dat neef Benedictus zijn lading hoog had laten verzekeren; zij was voor hem kostbaarder dan de geheele lading traan en baarden in het ruim van den Pelgrim.
Toen het schip zeilree lag en mevr. Weldon en haar reisgenooten zich op het dek van de schoenerbrik bevonden, sprak kapitein Hull zijn passagiers aan met de woorden:
"'k Behoef u niet te zeggen, mevrouw, dat u onder uw eigen verantwoordelijkheid plaats neemt aan boord van den Pelgrim."
"Waarom maakt u me deze opmerking mijnheer Hull?" vroeg mevr. Weldon.
"Omdat ik in dit opzicht geen order van uw man gekregen heb, en geen schoenerbrik u ooit de waarborgen van den gemakkelijken overtocht kan aanbieden van een pakketboot, die uitsluitend bestemd is tot het varen van passagiers."
"Als mijn man hier was," antwoordde Mevr. Weldon, "zoudt u dan denken, mijnheer Hull, dat hij zou aarzelen zich op den Pelgrim in te schepen, in gezelschap van zijn vrouw en zijn kind?"
"Neen, mevrouw, hij zou niet aarzelen," zei kapitein Hull, "neen, stellig niet! evenmin als ik zelf zou aarzelen! De Pelgrim is een goed schip, al heeft het een slechte reis gemaakt, en ik ben er zeker van, zoo zeker als een zeeman het zijn kan van een vaartuig, dat hij sedert verscheidene jaren commandeert. Ik zeg het alleen, Mevr. Weldon, om mijn verantwoordelijkheid te dekken en u nogmaals te zeggen dat u aan boord niet het gemakkelijke leven zult vinden, waaraan u gewoon zijt."
"Als het niets anders is, mijnheer Hull," antwoordde Mevr. Weldon, "dan kan mij dit niet terughouden. Ik ben niet een van die lastige passagiers, die onophoudelijk klagen over de bekrompen kooien of de karige tafel."
Toen, na op haren kleinen Jack, dien zij aan de hand hield, een liefdevollen blik geworpen te hebben, zeide zij:
"Laat ons vertrekken, mijnheer Hull!"
Het bevel werd gegeven dadelijk onder zeil te gaan en de Pelgrim manoeuvreerde weldra met het doel om langs den kortsten weg uit de golf te geraken, terwijl hij den steven naar de Amerikaansche kust wendde.
Doch drie dagen later na haar vertrek was de schoenerbrik tengevolge van een sterke bries uit het oosten, verplicht in den wind op te werken.
Ook bevond kapitein Hull zich den 2en Februari op een hoogere breedte dan hij wel gewild had en wel in den toestand van een zeeman die eerder trachtte kaap Hoorn om te zeilen dan langs den kortsten weg de nieuwe wereld te bereiken.

TWEEDE HOOFDSTUK.
DICK SAND.
Inmiddels was de zee kalm en ging alles, zonder de vertraging te rekenen, naar wensch.
Mevr. Weldon was zoo aangenaam en gemakkelijk mogelijk aan boord van den Pelgrim gehuisvest. Geen bovenhut nam het achterdek in. Er was geen eigenlijke kajuit, maar slechts een eenvoudige hut van kapitein Hull in het achterschip, waarmede zij zich moest vergenoegen. En zelfs had de kapitein er nog op moeten aandringen om haar dit nederig verblijf te doen aannemen. Hier in deze bekrompen ruimte was Mevr. Weldon met haar kind en de oude Nan gehuisvest. Daar nam zij haar maaltijden, in gezelschap van den kapitein en neef Benedictus, voor wien men een soort van kamer
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 83
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.