Een Kapitein van 15 Jaar | Page 3

Jules Verne
redden. Hij was niet hinderlijk, volstrekt niet, maar eer lastig voor anderen en verlegen met zich zelven. Gemakkelijk in den omgang overigens, met alles tevreden, vergetende te eten of te drinken, als men hem niet te drinken of te eten bracht, ongevoelig voor koude of warmte, scheen hij minder tot het dierenrijk dan tot dat der planten te behooren. Men stelle zich een boom voor, zonder eenig nut, zonder vruchten en bijna zonder bladeren, niet in staat om te voeden of te beschutten, maar met een goed hart.
Zoodanig was neef Benedictus. Hij zou gaarne iedereen diensten bewezen hebben, indien, zooals Prudhomme zou zeggen, hij in staat ware geweest ze te bewijzen.
Eindelijk, men had hem lief juist terwille van zijn zwakheid. Mevr. Weldon beschouwde hem als haar kind,--als een grooten oudere-broeder van haar kleinen Jack.
Wij moeten hier nog bijvoegen dat neef Benedictus evenwel noch werkeloos, noch onledig was. Hij was integendeel een werkzaam mensch. De natuurlijke historie waarin hij zich geheel kon verdiepen, was zijn eenige hartstocht.
Nu is "de natuurlijke historie" een woord van grooten omvang.
Men weet dat de verschillende onderdeelen, waaruit deze wetenschap bestaat, zijn de dierkunde, de botanie, de delfstofkunde en de aardkunde.
Nu kon neef Benedictus volstrekt geen botanicus, noch mineraloog, noch geoloog genoemd worden.
Was hij dan een zo?loog in de geheele beteekenis van het woord, een soort van Cuvier der nieuwe wereld, die het dier door analyse ontleedde of het door synthese weder opbouwde, een van die diepzinnige geleerden, die geheel doorgedrongen zijn in de studie der vier typen waartoe de nieuwere wetenschap het geheele dierenrijk, gewervelde dieren, weekdieren, gelede dieren en straaldieren brengt? Had de na?ve maar werkzame geleerde, van de vier afdeelingen de verschillende klassen bestudeerd en de orde, de families, de rassen, de geslachten, de soorten, de vari?teiten, die ze onderscheiden, nagegaan?
Neen.
Had neef Benedictus de gewervelde dieren, de zoogdieren, vogels, kruipende dieren en visschen, tot het onderwerp zijner nasporingen gemaakt?
Geenszins.
Had hij bij voorkeur de weekdieren, van de cephalopoden (de koppootigen) af tot de bryozo?n (mosdiertjes) toe, bestudeerd en had de malacologie (de studie der weekdieren) geen geheimen meer voor hem?
Evenmin.
Het waren dus de straaldieren, de stekelhuidigen, de schijfwallen, koraaldieren, ingewandswormen, sponsen en infusiediertjes, die hem zooveel olie in zijn studielampje gekost hadden?
Nu waren het niet de straaldiertjes, en daar er in de zo?logie niets meer op te noemen overblijft dan de afdeeling der gelede dieren, zoo spreekt het van zelf, dat het deze afdeeling is waarop neef Benedictus zich met hart en ziel had toegelegd.
Maar ook dan nog is het noodig te specificeeren.
De afdeeling der gelede dieren telt zes klassen: de insecten, de duizendpootigen, de spinachtigen, de kreeftdieren, de rankpootigen, en de ringwormen.
Nu had neef Benedictus wetenschappelijk geen aardworm van een bloedzuiger, geen steenbreker van een zee-eikel, geen huisspin van een schorpioen, geen garnaal van een kikvorsch kunnen onderscheiden.
Maar wat was neef Benedictus dan?
Een eenvoudig entomoloog, niets meer of minder.
Ongetwijfeld zal men hierop antwoorden, dat in haar etymologische beteekenis, de entomologie (leer der insecten) dat gedeelte der natuurkundige wetenschap is dat al de gelede dieren bevat. Dit is waar in algemeenen zin, maar de gewoonte heeft bepaald dit woord slechts in meer beperkten zin op te vatten. Men past het dus toe op de eigenlijk gezegde studie der insecten, dat wil zeggen "van al de gelede dieren welker lichaam, uit aan elkaar geplaatste ringen samengesteld, drie verschillende segmenten vormt en die drie paren pooten bezitten, hetgeen hun den naam van hexapoden (zespootigen) verleend heeft."
Daar nu neef Benedictus zich bepaald had tot de studie der gelede insecten dezer klasse, was hij slechts een eenvoudig entomoloog.
Maar men achte dit niet gering! In deze klasse van insecten telt men niet minder dan tien orden: de orthoptera [1] (rechtvleugeligen), de neuroptera [2] (netvleugeligen), de hymenoptera [3] (vliesvleugeligen), de lepidoptera [4] (schubvleugeligen of vlinders), de hemiptera [5] (halfvleugeligen), de coleoptera [6] (schildvleugeligen of torren), de diptera [7] (tweevleugeligen), de rhipiptera [8] (vakvleugeligen), de parasieten [9] (woekerinsecten), en de tysanura [10]. Nu heeft men in sommige dezer orden, de coleoptera bijvoorbeeld, dertig duizend soorten en zestig duizend in de diptera; de onderwerpen tot studie ontbreken dus niet en men zal toestemmen, dat er genoeg voorraad is om een mensch alleen bezig te houden.
Het leven van neef Benedictus was dan ook eenig en alleen aan de entomologie gewijd.
Al zijn tijd zonder uitzondering, zelfs zijn tijd om te slapen, besteedde hij aan deze wetenschap; steeds droomde hij van "hexapoden". De spelden in de mouwen en den kraag van zijn jas, in den bodem van zijn hoed en de omslagen van zijn vest, waren ontelbaar. Als neef Benedictus van een wetenschappelijke wandeling terugkwam, was vooral zijn kostbaar hoofddeksel niet meer of minder dan een doos met voorwerpen van natuurlijke historie, daar het van binnen en van buiten bezaaid was met doorstoken insecten.
Wanneer wij nu nog hierbij voegen, dat hij juist uithoofde van zijn entomologischen
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 83
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.