ergens tusschendeks had ingericht.
Wat den kapitein van den Pelgrim aangaat, hij logeerde in een hut der bemanning die door den stuurman zou bewoond geweest zijn, indien er een stuurman aan boord geweest ware. Maar de schoenerbrik voer, zooals men weet, onder omstandigheden, die de diensten van nog een officier hadden kunnen besparen.
De matrozen van den Pelgrim, goede en vertrouwde zeelieden, waren door de gemeenschap hunner denkbeelden en gewoonten innig met elkaar verbonden. Het was de vierde tocht dien zij samen op de groote visscherij deden. Het waren allen mannen uit het westen van Noord-Amerika die elkander sinds jaren kenden en dezelfde kuststreek van Californi? bewoonden.
Deze brave menschen waren zeer voorkomend voor Mevr. Weldon, de vrouw van hunnen reeder, wien zij een onbepaalde toegenegenheid toedroegen. Het is waar dat zij zeer veel belang hadden in de winsten van het schip en tot nog toe met groot voordeel hadden gevaren. Dan ook moesten zij tengevolge van hun klein getal hard werken, maar hun arbeid deed bij het opmaken der rekening na elke kampanje, hun winsten toenemen. Ditmaal evenwel zou het voordeel bijna nul zijn en daarom waren zij niet ten onrechte verbitterd tegen die schoeljes van Nieuw-Zeeland.
Een enkel man aan boord was niet van Amerikaansche afkomst. Portugees van geboorte, maar het Engelsch vloeiend sprekend, noemde hij zich Negoro en nam aan boord van de schoenerbrik het nederig ambt van kok waar.
Toen de kok van den Pelgrim te Auckland gedeserteerd was, kwam deze Negoro, die destijds geen betrekking had, zich aanbieden om hem te vervangen. Hij was een stil man, weinig mededeelzaam, die zich steeds op den achtergrond hield, maar behoorlijk zijn taak waarnam. Kapitein Hull scheen het goed met hem getroffen te hebben, toen hij hem huurde, want de kok had sedert zijn inscheping nog geen enkele reden tot klagen gegeven.
Toch had kapitein Hull spijt dat hem de tijd ontbroken had zich behoorlijk inlichtingen over zijn verleden te verschaffen. Zijn gelaat of liever zijn blik beviel hem maar half en wanneer het gold een onbekende in het beperkte, intieme leven aan boord in te leiden, mocht men niets verzuimen om zich met zijn verleden bekend te maken.
Negoro kon op het oog veertig jaar oud zijn. Mager, gespierd, van gemiddelde lengte, donker bruin van haar, met door de zon verbrande huid, moest hij sterk zijn. Had hij eenig onderwijs genoten? Ongetwijfeld. Dat bleek uit zekere opmerkingen, die hem nu en dan ontsnapten. Overigens sprak hij nooit over zijn verleden of liet hij zich uit over zijn familie. Waar hij van daan kwam, waar hij gewoond had, men kon het niet raden. Wat wachtte hem in de toekomst? men wist het evenmin. Hij gaf alleen zijn voornemen te kennen om te Valparaiso te ontschepen. Het was voorzeker een zonderling mensch. In ieder geval scheen hij geen zeeman te zijn. Hij scheen zelfs minder van zaken, de zeevaart betreffende, te weten dan een kok, wiens leven grootendeels op zee is doorgebracht.
Evenwel wist hij niets van het slingeren of het stampen van het schip, zooals menschen die nooit gevaren hebben en dit is voor een scheepskok een zaak van het hoogste belang.
In het algemeen zag men hem weinig. Op den dag bleef hij gewoonlijk in zijn bekrompen kombuis, voor het kookfornuis dat er de meeste plaats van innam. Als tegen den nacht het fornuis was uitgedoofd, begaf Negoro zich naar zijn kooi achter in het verblijf der bemanning en sliep dadelijk in.
Wij hebben reeds gezegd dat de equipage van den Pelgrim uit vijf matrozen en een leerling bestond.
Deze vijftienjarige leerling was het kind van onbekende ouders. Dit arme, van zijn geboorte af aan verlaten wezen was door de openbare liefdadigheid opgenomen en door haar groot gebracht.
Dick Sand--zooals hij heette--was waarschijnlijk afkomstig uit den staat New-York en ongetwijfeld uit de hoofdstad van dien Staat.
De naam van Dick,--verkorting van Richard,--was ontleend aan dien van den liefdadigen voorbijganger die hem had opgenomen, twee of drie uur na zijn geboorte. Wat den naam van Sand aangaat, men had hem dien gegeven ter herinnering aan de plaats waar hij gevonden was, namelijk op de landengte van Sandy-Hook [11], die den ingang vormt van de haven van New-York, aan de monding der Hudson.
Dick Sand zou, geheel volwassen, de gemiddelde lengte niet overschrijden, maar hij was krachtig gebouwd. Ongetwijfeld was hij van Anglo-Saxische afkomst. Hij was bruin, maar had blauwe oogen die als vuur schitterden. Als zeeman had hij reeds vroeg den strijd des levens leeren kennen. Zijn schrander gelaat ademde geestkracht. Het was niet dat van een stoutmoedige, maar van iemand die "durft". Dikwijls haalt men deze drie woorden van een vers van Virgilius aan:
Audaces fortuna juvat,
maar men haalt ze onjuist aan. De dichter zegt:
Audentes fortuna juvat.
Hun, die durven, niet den stoutmoedigen, lacht bijna altijd het geluk toe. De stoutmoedige kan onbedacht handelen. Hij die durft denkt eerst en handelt daarna. Daarin
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.