ze, terwijl ze met de
linkerhand het toefje haar vasthield en met de rechter allerlei dingen
optilde en verlegde. "Wat is 't hier ook een "onmogelijke" rommel op
tafel. Zoo kun je ook niets vinden," mopperde ze.
"Dat haarlintje van jou is ook een veel te net lintje om tusschen zoo'n
"onmogelijken" rommel te willen liggen. Kijk, hier heb ik het al."
"Waar was het?"
"Op je kussen lag het, eenzaam en verlaten."
"O, ja, ik kon gisteravond nergens een bandje vinden en moest het lintje
wel gebruiken. Ziezoo, klaar," zei ze even later. "Wie 't eerst beneden is.
Ik zal tellen. Eén, twee, drie."
Vóór Nel of Door het zagen, had Leni haar eene been over de leuning
gegooid en gleed naar beneden. "Gewonnen!" riep ze en stormde door
naar de achterkamer, waar mevrouw Van Brakel bezig was voor 't
ontbijt te zorgen.
"Dag, moesje."
"Kindje, kindje, ik was werkelijk bang, dat je nooit klaar zou komen."
"Ik heb het gewonnen, moesje. We deden wie 't eerst beneden was.
Door telde en flap! gooide ik mijn beenen over de leuning, nou--en toen
was ik 't eerst beneden. Door moest nog wel vijf treden doen. Jammer,
dat u zulke lange rokken hebt, dan is het natuurlijk erg moeilijk, 't Gaat
anders zoo heerlijk vlug. Je wint het zoo--altijd."
"Ik zal er toch maar afloopen," lachte moeder.
"Dan win ik het altijd van u, echt waar."
Even later kwamen Nel en Door in de kamer.
"Dag, maatje, dag, vader."
"Treuzeltjes! Zijn jullie al op?" zei vader plagend.
"Maar, vadertje, u weet ook niet hoe moeilijk 't is in de vacantie vlug
voort te maken."
"Of 't moeilijk is!"
"Kijk eens, ma," zei Leni, terwijl ze triomfantelijk haar gele schoentjes
liet zien.
"Maar, Leni, kind, 't is toch geen Zondag. Hoe kom je daarbij, je
nieuwe schoenen ..."
"Moeder, 't is een feestdag," zei Nel plechtig, "en deze schoentjes zijn
voor Zon- en Feestdagen."
"Een feestdag?"
"Bedenkt u zich maar eens goed."
"Ik geloof, dat ik het begrijp," lachte vader.
"Een feestdag? Jullie houdt mij voor den mal, ik begrijp er niets van."
Toen begonnen alle drie de meisjes te zingen:
"'t Is vacantie, 't blijft vacantie, Hoera, vacantie boven! Wie dat niet
met ons zingen wil, Die moet er aan gelooven!"
"Ja, ja, jullie hebt gelijk, òf het een feestdag is."
"'t Is eigenlijk een ketting van feestdagen," vond Leni.
"En, moes, we zijn nog heel bescheiden geweest ook, want voor de
ketting van feestdagen hebben we Leni alléén maar den rechter schoen
aangedaan."
"Alleen maar den rechter? Nu wordt het nog mooier. En waarvoor
kreeg ze dan wel den linker aan?"
"Ook voor een feestdag."
"O, 't is onmogelijk, u raadt het nooit, nooit, zeg ik."
"'t Is ook wel wat "onmogelijk" vroeg voor al die raadseltjes," zei
vader.
"'t Begint met ..." wilde Leni helpen.
"Begin alsjeblief niet met: 't begint met," zei Nel, "dat is zulk flauw
raden."
"'t Begint met Hans en Bob," raadde moeder.
"Hoera voor onze knappe moes! Waar blijft Dolf toch?"
"Hier ben ik: Dag vader, moeder, allemaal."
"Zoo, studiosus!"
"Hè, Dolf, hoe kom je zoo laat?"
"Och ja, jullie met je vervelend lawaai. Ik kon gewoon niet slapen."
"Stumperd!"
"Wees nu maar niet zoo flauw, Nel. Moeder, mag 'k een boterham?"
"Ze staat er al lang en je kopje thee ter eere van de vacantie is, vrees ik,
al koud geworden."
"Vacantie bofe, mammi?" zei kleine Frits met een lief vraagstemmetje.
"Ja, kleine grappenmaker."
"Heb je ons hooren zingen, Dolf?" vroeg Nel.
"Hooren zingen? Ik dacht, dat de zolder minstens naar beneden zou
komen."
"Dat zou voor een eersten vacantiedag indrukwekkend geweest zijn,"
vond Nel.
"En "onmogelijk" gezellig voor jou, als we met ons drietjes zoo
plotseling voor je neus stonden."
"Onmogelijk, onmogelijk," praatte Frits Door na.
Allen proestten het uit.
"Geef mij daar eens gauw een kus voor, lekkere vent. Nee, zoo
gemakkelijk kom je er niet van af. Ook een op deze wang en nog een:
het deftigste aller kusjes, één op mijn voorhoofd." En toen greep Nel
Fritsjes handjes en begonnen ze samen te zingen:
"'t Is vacantie, 't blijft vacantie, Hoera, vacantie boven! Wie dat niet
met ons zingen wil, Die moet er aan gelooven."
"Vacantie bofe blijfe? Vacantie nog in bedje? Vacantie stout geweest,
mammi?" vroeg Fritsje, die meende dat "vacantie" een ondeugend
jongetje was en voor straf boven moest blijven.
"Jij bent een grappenmaker en mammi's kereltje, hoor."
"Wie onze logés wil halen, zorge over een kwartier klaar te zijn,"
kwam vaders stem om den hoek van de deur.
Toen was 't een gevlieg en geloop naar alle kanten.
"Mijn hoed, mijn hoed, wie heeft hem gezien?" riep Door wanhopig.
"Misschien op je kussen bij je haarlintje," plaagde Nel.
"Wees nu niet zoo flauw," bromde Door. "Jij hebt gemakkelijk praten,
jij
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.