Een Jolig Troepje | Page 2

Marie Leopold
"Zie je, den rechter
schoen doe je aan, omdat het de eerste vacantiedag is en dus een
feestdag, en den linker, ja den linker..."
"Ik weet het: den linker doe ik aan, omdat Bob en Hansje komen."
"O ja, hoe leuk. Wacht, ik zal je even helpen ter eere van Bob en

Hansje."
"En ik voor den eersten vacantiedag: Ga maar op den rand van je
ledikant zitten. Beenen stijf houden, hoor."
"O, jullie gooit mij haast om," zei Leni met een wanhopig gezicht.
"Dat is niets, hou je maar flink vast, je valt niet in 't water. Wacht, nog
een duwtje. Wat is dat?"
Daar lag Leni achterover in bed met de beenen in de lucht te spartelen.
Nel en Door lachten, dat de tranen haar over de wangen liepen en met
de kam begon Nel de maat te slaan:
"'t Is vacantie, 't blijft vacantie, Twee gele schoentjes boven! Wie dat
niet met ons zingen wil, Die moet er aan gelooven!"
En met de beenen in de lucht hoorde men Leni meezingen.
"Laten we ons nu gauw klaar maken. Lieve deugd, kijk eens op de
klok."
"Ja, maar mijn schoenen zitten nog niet goed," klaagde Leen, die met
veel moeite uit het bed geklauterd was.
"Stamp maar op den grond, dan zul je er wel in schieten," zei Door.
"Toe, Nel, jij bent al verder dan ik, help jij haar even met 't haar. Ik
moet mij nog wasschen. Maar waar is mijn handdoek? Wie heeft mijn
handdoek toch gezien?"
"Pak den mijnen maar, die hangt op den stoel. Wat doe je?" vroeg Nel,
toen Door den handdoek recht voor zich uit hield en dien aandachtig
bekeek.
"Ik zoek overal je natte puntje," zei ze plagend.
"Denk je, dat ik mij na dat waterbad van jou nog ben gaan wasschen?
Dank je wel, hoor. Ik heb mij lekkertjes met den handdoek afgedroogd.
Wees maar blij, je kunt hem nu heerlijk gebruiken. Hoe jij zoo'n ding

ook altijd zoo nat krijgt, is mij een raadsel. Je kunt toch wel schoon
worden zonder zoo te plassen? Bah! Dat koude water, daar moet ik
niets van hebben."
"En ik vind dat koude water nu juist zoo "onmogelijk" lekker. Zoo met
je geheele gezicht in de kom," zei Door, terwijl ze voorover ging staan
en haar gezicht nat gooide. "Lekker!"
"Je schreeuwde toch maar moord en brand, toen ik met de natte spons
voor je bed stond," lachte Nel.
"Nu ja, die aanval was ook verraderlijk."
"Maar Door! Pas toch op, het wordt hier nog een overstrooming. Je
sputtert de geheele waschtafel onder en zie den spiegel eens."
"Dat zijn dauwdroppels," lachte Door.
"Andere dauwdroppels zul jij ook wel nooit te zien krijgen," plaagde
Nel terug.
"Ziezoo, schattepoes, zeg nu eens of ik je niet een mooie kuif heb
gemaakt: wacht, ik zal je even optillen voor den spiegel. Die Door ook
met haar geplas, hé? Je kunt bijna niet in den spiegel zien, zoo heeft zij
hem besputterd."
"Kijk toch eens. Zie je waar dat op lijkt?" zei Door, met een druipnat
gezicht naar een plas op de waschtafel wijzende.
Leen en Nel keken en keken.
"Een molshoop," zei Nel eindelijk.
"Wel nee, kijk eens goed."
"Een hoed met een veer," raadde Leni.
"Och nee, ook niet."

"Zeg het maar," vleide Leni.
"Neen, neen, niet dadelijk zeggen: een meertje," zei Nel.
"Dat is flauw, o, als ik zóó sta, kom eens even op mijn plaats, dan is 't
sprekend, 't Lijkt op een dier," helderde ze op.
"Een kameel," zei Nel weer.
"Och neen, je zegt maar wat. Een dier, dat wij allen goed kennen."
"Nu zie ik het," riep Leni. "Julia! Kijk, ze zit recht-op. Dat is haar kop.
Zie je haar oortjes?"
"Nu zie ik het ook," riep Nel opgetogen.
"Waar is haar staart, haar mooie dikke staart?"
"Die houdt ze vast, ze staat er met haar voorpootjes op."
"Och, kijk die oortjes toch, hoe sprekend. Dag, oude, lekkere, natte
poesekop," zei Leni.
"O, waar is de snor? De snor, waar Julia zoo trotsch op is," vroeg Nel.
"Neen, een snor heeft ze niet, dat is jammer," zei Leni.
"Dat is niets, ga maar een eindje van de waschtafel af, dan sputter ik die
er even bij." Brr! brr! naar alle kanten vloog het water.
"Och, hoe jammer, nu heb je haar heelemaal bedorven. Die aardige
oortjes lijken wel olifants-ooren."
"En arme Julia heeft zich een dikken neus gestooten," lachte Nel. "Zie
dat propje eens. Maar kom, Dorus, maak nu toch voort, je komt zoo
nooit klaar."
"Wij gaan vast naar beneden."

"Wie 't eerst de trap af is," zei Leni.
"Even wachten," riep Door. "Ik ben dadelijk klaar."
"Nu, eventjes dan."
"Zeg eens, Nel, waar is mijn haarlintje? Ik weet zeker, dat ik het
gisteravond hier op de tafel gelegd heb," zei
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 38
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.