Een Jaar aan Kaap Hoorn | Page 7

Paul Hyades
bestond toch hoofdzakelijk uit moeras of veen; en waar een dunne laag teelaarde gevonden werd, was de grond zoo doorwoeld met wortels, dat eene ontginning groote bezwaren opleverde: nog daargelaten dat ook deze terreinen zoo vochtig waren, dat wij diepe slooten moesten graven om het water af te voeren. Toch zochten wij in een naburig boschje een terrein van beperkten omvang uit, om daarop eene proef te nemen. Na den grond van wortels te hebben gezuiverd en om het terrein in het vierkant greppels te hebben gegraven, zaaiden wij daarop verschillende groenten: boonen, erwten, kool, salade, radijs, peterselie enz., maar geen van deze groenten bracht het tot rijpheid.
Toch verbouwt de honderd mijlen meer noordelijk gelegen engelsche missie, voor hare eigen behoefte, met vrij goeden uitslag, aardappelen, kool en wortelen, en hebben de inlanders vrij uitgestrekte moestuinen. Maar dit resultaat is niet verkregen dan ten koste van ontzaglijken arbeid voor de ontginning en de drooglegging van het terrein; daarenboven is de grond langs het Beagle-kanaal veel beter voor bebouwing geschikt dan aan de Oranjebaai.
Was de zomer niet gunstig voor onze kweekerij en bracht dit jaargetijde al haast evenveel dagen van regen, sneeuw en hagel als de winter, zoo droeg toch de lengte der dagen, de bloeitijd der planten, de betrekkelijke gemakkelijkheid van tochtjes en uitstapjes er toe bij, om ons de zomermaanden te doen waardeeren. In dezen tijd des jaars, gedurende de langste dagen, kwam de zon ten twee uren na middernacht op, en ging eerst ten tien uren 's avonds onder; en de korte tijd tusschen zons onder- en opgang was veeleer eene lange schemering dan een eigenlijke nacht.
Men kan zich moeilijk voorstellen, met hoeveel bezwaren het maken van uitstapjes en zelfs van eenvoudige wandelingen, in den omtrek van de Oranjebaai gepaard gaat. Nergens is een spoor van een weg of zelfs maar van een pad te ontdekken. Langs het strand is het eene opeenstapeling van rotsblokken en groote steenklompen, waartegen men met behulp van handen en voeten moet opklauteren, of waarlangs men zich moet laten afglijden. In het binnenland moet men zich al kruipend een weg banen door oerwouden in miniatuur, waar men elk oogenblik neerploft in uitgeholde, verrotte boomstammen, die met hun bekleedsel van mos en woekerplanten schijnbaar eene vaste oppervlakte vormen, maar bezwijken zoodra men er den voet op zet. Dan weer moet ge door poelen en moerassen waden of over dicht ineengestrengeld doornig kreupelhout loopen dat als een harnas den bodem bedekt. Geen wonder dan ook, dat wij onze meeste tochtjes te water maakten. Moesten wij echter het binnenland bezoeken of een berg beklimmen, dan schoot er niets anders over dan te voet te gaan, vergezeld van eenige matrozen, die de noodige levensmiddelen droegen, want op de Vuurlanders viel niet te rekenen: in den zomer na onze komst, die het meest geschikte seizoen was voor uitstapjes, waren wij nog niet met de inlanders op genoegzaam vertrouwelijken voet.
Een van onze belangrijkste voetreizen was die naar de Bourchierbaai, op de westkust van het schiereiland Hardy, alzoo aan den zoom van den Stillen-oceaan.
Den 25sten Januari 1883, des morgens omstreeks vijf uren, vertrokken wij met prachtig weer, van de missie: wij waren met ons vijven, waaronder twee dragers, en richtten ons in rechte lijn naar het westen. Na eene korte halt halfweg, te midden van een bekoorlijk berkenboschje, kwamen wij ten elf uren aan de baai Bourchier. Wij hadden slechts tweehonderd el behoeven te stijgen, en de tocht had zich door geen enkel incident gekenmerkt. Toen wij naar het ruime, fraaie strand afdaalden, vonden wij stukken hout, half in het zand begraven en blijkbaar sedert lang aan weer en wind blootgesteld; bij nader bezien, bleken het overblijfselen van een schip, dat op deze onherbergzame kust was vergaan. En deze ontdekking was niet de eenige van dien aard: dikwijls genoeg vonden wij wrakhout langs het strand, als ten spot van den naam, dien de Oceaan hier draagt.
Deze weemoedige tropee?n der verdelging pasten overigens volkomen bij het woeste en toch grootsche voorkomen van dit onherbergzaam strand. Hier zoekt men te vergeefs naar sporen van menschelijke woningen: niets dan eene grillig gevormde kust, omzoomd door steile heuvelen met berken begroeid, die naarmate zij hooger groeiden, door den fellen wind meer naar het westen waren overgebogen; voorts bochtige, smalle kreeken, ingesloten tusschen hooge, loodrechte rotswanden, langs wier voet de golven klotsten en brandden: in een woord een grootsch, aangrijpend, wild landschap.
Wij besteedden den ganschen dag met het onderzoek van het terrein, van de geologische gesteldheid en formatie der rotsen en der vele kleine inhammen, die als het ware eene voortzetting van de baai en voor vaartuigen ontoegankelijk zijn. In een dezer kreeken vonden wij overblijfselen van een schip dat, voor zoo ver wij konden nagaan, eerst voor korten tijd hier schipbreuk had geleden: eene bijna ongeschonden ton, eene groote hoeveelheid rotting; in eene andere
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 17
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.