Een Broertje van den Beer | Page 7

William J. Long
stijf tegen den stam,
en duwt zijn voorpoot tot aan zijn schouder in het gat, om te zien of het
nest misschien ook dom ondiep zit en de eieren binnen het bereik van
zijn poot liggen. Deze doet door zijn buigbaarheid aan een apenhand
denken;--laat 'k dat hier even zeggen.
Eens zag ik hem, aan den zoom van een wilden boomgaard, het nest
van een gouden specht [6] op die manier plunderen. De moedervogel
vloog er af, toen Mooweesuk tegen den boom op kwam krabbelen, en
dit verzekerde er hem van dat hij daarbinnen iets de moeite waard zou
vinden. Hij stak er een poot in, greep een ei, en 't leek alsof hij 't naar
boven rolde door het tegen den wand van de holte te houden. Toen het
ei bijna aan den ingang was, stak hij zijn neus naar binnen om zijn
schat te bekijken. Daar glipte het weg, viel terug en brak waarschijnlijk.
Hij probeerde 't met een ander, kreeg het veilig naar boven en at het op
zooals hij daar zat. Hij probeerde 't met een derde, dat hem net als 't
eerste ontglipte en brak. Toen, met den smaak van het versche ei in zijn
bek, scheen hij ongeduldig te worden, of misschien kreeg hij een
ingeving door de gele strepen op zijn klauwen. Hij duwde zijn poot
hard neer om alle eieren te breken en trok hem druipend terug. Hij likte
hem schoon met zijn tong en stak hem weer in den gelen smeerboel op
den bodem. Dit ging gemakkelijk en hij bleef zoo voortgaan, tot zijn
vochtige poot slechts doppen en vermolmd hout ophaalde. Toen klom

hij achterwaarts den boom weer uit en schuifelde het bosch in, terwijl
hij een boeltje achterliet, treurig om te zien voor een spechtenmoeder.
Nog een gewoonte waar hij Mooween de baas in is geworden, is zijn
visschen. Hij weet evenals alle beren, hoe hij de visch met zijn
voorpoot uit het water moet wippen; maar hij heeft ook geleerd hoe hij
ze lokken moet, als ze niet op de zandbanken te vinden zijn. Dikwijls
heb ik Mooween ook in de schemering aangetroffen, heel stil op een
rotsblok of een grijzen boomtronk naast het meer of de rivier gezeten,
terwijl hij door zijn zachte kleuren en zijn roerloosheid op een deel van
den oever leek. Andere natuuronderzoekers en jagers hebben hetzelfde
opgemerkt en hun getuigenissen stemmen hierin gewoonlijk overeen:
dat Mooweesuk's oogen bij zoo'n gelegenheid half gesloten zijn en zijn
gevoelige "tasters" of snorren op de oppervlakte van het water spelen.
De visschen er onder, die deze lichte beweging zien, maar niet het dier
er boven, stijgen óf door nieuwsgierigheid óf, wat waarschijnlijker is,
door de gedachte aan spelende insecten gedreven, naar de oppervlakte
en worden er uitgegrist door een zwaai van Mooweesuk's poot.
Veel jaren geleden vestigde Dr. Samuel Lockwood, een beroemd
natuuronderzoeker, in een verhandeling voor het eerst de aandacht op
deze eigenaardige manier van hengelen. Sedert dien tijd heb ik
Mooweesuk herhaaldelijk aan 't visschen gezien; maar ik ben nooit zoo
fortuinlijk geweest hem iets te zien vangen, ofschoon ik een wilde kat
dat kunststuk prachtig op dezelfde listige wijze heb zien volbrengen.
Als ik er aan denk, hoe dol hij op visch is, en aan de vele plaatsen waar
ik heb gezien dat hij ze gegeten had en waar 't water te diep was om ze
er op de gewone berenmanier uit te wippen, twijfel ik er geen
oogenblik aan, of Dr. Lockwood heeft het ware geheim ontdekt van
zijn geduldig wachten boven de diepten, waar de visschen aan 't azen
zijn.
Er is nog een eigenaardige gewoonte van den waschbeer, die hem van
den beer onderscheidt en van alle andere dieren. Dat is zijn gewoonte
om al wat hij vangt in 't water te wasschen, of liever te spoelen. Het
doet er niet toe wat hij vindt om te eten--muizen, kuikens, wortels,
larven, vruchten--alles eigenlijk, behalve visch, zal hij meenemen naar

't water, als hij ergens in de buurt van een meer of een beek is, en
terdege afspoelen, voordat hij 't opeet. Waarom hij dat doet--daar is
slechts naar te raden. Het is niet om 't schoon te maken, want veel er
van is al schoon; niet om het zachter te maken, want mossels [7] zijn
vanzelf al zacht genoeg, en zijn kaken zijn wel zoo sterk om de hardste
schalen stuk te maken; toch spoelt hij ze evengoed eer hij ze opeet.
Mogelijk is het om de dingen den waterigen smaak van visch te geven,
waarop hij dol is; nog waarschijnlijker is het een overblijfsel, evenals
het ronddraaien van een hond eer hij gaat liggen, of als de onnoodige
trek van de meeste vogels, de erfenis van een vergeten voorzaat, die
een reden had voor de gewoonte en op aarde woonde lange, lange
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 40
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.