Een Broertje van den Beer | Page 6

William J. Long
wordt. Wanneer hij draaft, loopt hij
net als een hond op zijn teenen, en bij ontleding doet hij denken, vooral
in de ontwikkeling van schedel en oorbeenderen, aan den
voorwereldlijken stamvader van hond en wolf beide; maar overigens is
hij in al zijn gewoonten een zakuitgave van Mooween. De moeder gaat
steeds voorop, evenals de beer, en de jongen volgen in een rij achter
elkaar, terwijl ze alles opmerken waar de moeder hun aandacht op
vestigt. Ze zitten op hun dijen en loopen op hun heele voetzool, evenals
een beer, terwijl ze met hun achterpooten een prent achterlaten als van
een miniatuurkindje. Alles wat eetbaar is in de bosschen wekt hun
eetlust op, evenals het dat van den gulzigen zwerver in zijn zwarte
vacht doet. Nu roeren ze in een mierennest, dan weer grabbelen ze in
een vermolmden boomstam naar larven en kevers. Wanneer ze zoet sap
of wat stroop in een oude kampplaats kunnen vinden, doopen ze er hun
voorpooten in en likken ze dan schoon, net als Mooween. Nu eens
trekken ze uit op bessen van wintergroen [4], dan weer op boschmuizen.
Ze ontdekken een ondiepte in de beek, als de zuigvisschen [5] op den
trek zijn, en wachten daar tot de groote visschen voorbijkomen; dan

wippen zij ze met hun voorpooten uit het water en scharrelen er haastig
achteraan. Van die visscherij gaan zij aan 't uitzuigen van watergras, of
kikkers en schildpadden uit de modder delven; en de schaal van de
schildpad wordt kapot gemaakt door er een steen op te laten vallen. Nu
sluipen ze een kippenhok binnen en gaan er met een kuiken van door;
en als ze dit verorberd hebben, komen ze weer in den tuin terug om een
pompoen open te breken en de zaden tot nagerecht te nemen. Dan zien
ze in het meertje een muskusrat voorbijzwemmen met een mossel in
haar bek en ze gaan haar langs den oever achterna; want Musquash
heeft een eigenaardige gewoonte om op vaste plaatsen te gaan
eten--een plat rotsblok, een aangespoeld stuk hout, een bepaalden
graspol waar hij de sprieten van afgeknaagd heeft--en verzamelt vaak
een stuk of wat schelpen en mossels, eer hij gaat dineeren. Mooweesuk
loert net zoo lang, tot hij de plaats gevonden heeft; en als Musquash
dan verdwenen is om nog meer schelpen te halen, gaat hij er van door
met al wat hij op den disch aantreft. Ettelijke keeren heb ik aan meren
en rivieren het verslag van dit kleine blijspel gelezen. Ge kunt de plaats
altijd herkennen, waar Musquash eet, door het stapeltje mosselschelpen
in 't water stroomaf; en soms vindt ge de prent van Mooweesuk die
naar de plek is toegeslopen, en als ge ze volgt, zult ge merken waar hij
de schelpen gebroken heeft die Musquash had verzameld.
Nog in een ander opzicht lijkt Mooweesuk merkwaardig veel op een
beer: hij zwerft ver in het rond, maar hij heeft bepaalde verblijven,
evenals Mooween, en als hij niet gestoord wordt, komt hij altijd min of
meer geregeld op elke plek terug waar ge hem eens gezien hebt, en hij
komt langs hetzelfde onzichtbare pad. Evenals bij Mooween is zijn
kennis van de bosschen uitgebreid en nauwkeurig. Hij kent elk hol en
hollen boom, die een waschbeer beschutting zullen verleenen in tijden
van nood--gedeeltelijk door ze op te speuren en gedeeltelijk door zijn
moeder, die hem meeneemt en ze hem wijst. Bij een korenveld heeft hij
altijd een hol, waar hij kan slapen, als hij te verzadigd of te lui is om te
zwerven; hij heeft een drogen boom voor regenweer, en een koelen,
mossigen, hollen stam diep in de schaduw voor de heete zomerdagen.
Hij heeft tenminste één zonnig plekje in den top van een hollen
boomtronk, waar hij graag in 't najaar in de zon ligt te stoven; en een
geliefkoosden, reusachtigen boom met het diepste en warmste hol, dat

hij zonder uitzondering voor zijn langen winterslaap gebruikt. En
behalve deze allemaal heeft hij tenminste één toevluchtstoren bij elk
van zijn paden, waar hij heen kan gaan, als er plotseling gevaar van
honden of menschen dreigt.
Ofschoon hij loopt en jaagt en vecht en eet als een beer, heeft
Mooweesuk veel eigen gewoonten, waar Mooween nooit aan toe is
gekomen. Een er van is zijn gewoonte om nesten te plunderen.
Mooween doet dit ongetwijfeld ook, want hij is dol op eieren, maar hij
moet zich grootendeels tot de vogels die op den grond nestelen bepalen,
en tot nesten, die hij bereiken kan met op zijn achterpooten te staan.
Daarom zijn alle spechten veilig voor hem. Mooweesuk echter kan
nooit een gat in een boom zien, zonder er zijn neus in te steken om te
ontdekken of er ook eieren of jonge spechten in zitten. Als ze er zijn,
zal hij éen poot naar beneden steken. Hij klemt zich
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 40
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.