Drie Vertellingen | Page 4

Gustave Flaubert
nader. Mevrouw Aubain wilde hard
wegloopen. "Neen! neen! niet zoo vlug!" Toch versnelden ze den pas,
en ze hoorden achter zich een steeds duidelijker ademgesnuif. De
hoeven sloegen als hamers over het weigras; daar had hij 't, zoowaar,
ook nog op een draf gezet!
Félicité keerde zich om, en met beide handen rukte ze aardkluiten los,
die ze hem in de oogen gooide. Hij dook den snuit, schudde de horens,
rillend van woede onder afgrijselijk geloei.
Mevrouw Aubain was met haar twee kinderen aan 't eind van de wei,
en zocht, buiten zichzelf van angst, hoe over den hoogen kant te komen.
Félicité week aldoor achterwaarts met den stier vóór zich, en wierp
almaar met graskluiten die hem blind maakten, terwijl ze bleef roepen:
"Haast u dan toch! Haast u dan toch!"
Madame Aubain stapte in de droge sloot, duwde Virginie en dan Paul
voor zich uit, struikelde telkens terwijl ze tegen den glooienden
wegboord trachtte op te klimmen, wat haar door moedig voltehouden
ten laatste toch gelukte.
De stier had Félicité tegen een haag geduwd; zijn kwijl spatte haar in 't
gezicht, nog één seconde en zijn horens gingen haar het lichaam
openrijten. Juist nog had ze den tijd tusschen twee palen door te
glippen, en het zware dier bleef verbluft staan.
Deze gebeurtenis was jarenlang een onderwerp van gesprek in
Pont-l'Évêque. Félicité liet er zich heelemaal niets op voorstaan, giste
zelfs niet iets heldhaftigs te hebben verricht.
Virginie alleen hield haar gedachten bezig; want ten gevolge van den

schrik had deze een zenuwaandoening gekregen, en mijnheer Poupart,
de dokter, ried de zeebaden van Trouville aan.
Ze werden nog niet bezocht in dien tijd. Mevrouw Aubain vroeg
inlichtingen, raadpleegde Bourais, en maakte toebereidselen als voor
een langdurige reis.
Haar koffers gingen daags te voren weg, op de kar van Liébard. Den
volgenden dag bracht hij twee paarden voor, het eene met een
dameszadel dat een fluweelen rugleuning had; een opgerolde mantel
vormde een zitting op het kruis van het tweede. Mevrouw Aubain steeg
daar op, achter Liébard. Félicité nam Virginie onder haar hoede, en
Paul zette zich schrijlings op den ezel door mijnheer Lechaptois
afgestaan, mits men er uiterst voorzichtig mee zou zijn.
De weg was zóó slecht, dat men over zijn acht kilometer twee uren
moest doen. De paarden zakten tot over de enkels in de modder en
schokten met de dijen om er uit te raken; ofwel ze struikelden in de
karresporen; een andermaal weer moesten ze een sprong nemen. De
merrie van Liébard bleef hier en daar plotseling stilstaan. Geduldig
wachtte hij tot ze weer verder ging, en hij praatte over de menschen
wier eigendommen langs den weg lagen, moreele beschouwingen
vastknoopend aan hun levensgeschiedenis. Toen ze midden in
Toucques, onder met Oost-Indische kers omrankte vensters doorreden,
zei hij schouderophalend:--"Zoo woont hier een madame Lehoussais,
die in plaats van een jongen man te trouwen..." Félicité verstond de rest
niet; de paarden draafden, de ezel liep in galop; in een rij togen ze een
voetpad langs, een hek week open, twee jongens traden te voorschijn,
en er werd afgestegen, vóór de mestvaalt, vlak bij den deurdrempel.
Toen vrouw Liébard haar meesteres voor zich zag, kwam er geen eind
aan haar vreugdbetuigingen. Ze zette haar een ontbijt voor bestaande
uit runderharst, rolpens, bloedworst, gestoofde kip, schuimenden cider,
vruchtentaart, en pruimen op brandewijn, dit alles kruidend met
beleefdheden aan mevrouw, die er zooveel beter uitzag, aan de
jongejuffrouw, die "allerliefst" was geworden, aan mijnheer Paul die
zoo buitengewoon was aangesterkt, zonder hun overleden grootouders
te vergeten, die de Liébards gekend hadden, daar ze van ouder tot ouder
aan de familie verbonden waren. De hoeve had, zooals zij zelve, iets
ouderwetsch over zich. De balken waren vermolmd, de muren zwart
van rook, de vensterruiten grijs bestoven. Een eikenhouten aanrecht

was beladen met allerlei gerief, groote kannen, schotels, tinnen
kommen, wolfsklemmen, scharen om de schapen te scheren, een
reusachtige klisteerspuit, waar de kinderen om lachen moesten. Niet
één boom in de drie hoven, die geen paddenstoelen aan zijn voet had of
in zijn kruin een bos mistel. De wind had er verschillende omgeworpen.
Ze schoten in 't midden opnieuw uit; en alle bogen ze onder den last
hunner appels. De stroodaken die van bruin fluweel leken en ongelijk
van zwaarte waren, weerstonden de hevigste rukwinden. Het
wagenhuis echter was bouwvallig. Mevrouw Aubain beloofde dit in
gedachte te houden, en gaf bevel de rijdieren weer op te tuigen. Nog
een half uur zou er noodig zijn om Trouville te bereiken. De kleine
karavaan steeg af om de Écores over te gaan, een overhangende rots
waaronder schepen lagen; en na drie minuten kwam men, aan 't eind
der kade, op de binnenplaats van "het gouden Lam", bij vrouw David.
Vanaf de eerste dagen voelde Virginie zich minder zwak, dank zij de
verandering van lucht en
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 44
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.