staat waarom de krachten zich scharen, het zijn geen staatkundige hervormingen waarvoor de geestdrift opvlamt, neen, dieper en uitgebreider tevens golft het bewegen der menschheid; de ziel der samenleving zelf is in beroering, en zij zendt haar machtige trillingen naar alle kanten uit. De tijd was gekomen voor de maatschappelijke vraagstukken. Wie misdeeld is in het leven, gaat zijn aandeel eischen van een levenswaard bestaan, de arbeiders, de vrouwen verdedigen hun recht. En dit wordt het probleem: of de staat nog het vermogen heeft om zich te transformeeren in een anderen, hoogeren vorm van samenleving dan hij tot nu toe is geweest.
Nieuwe standen, nieuwe krachten, nieuwe verlangens, maar ook een nieuw verlangen. Als een lang onderdrukt heimwee naar vereeniging met het onbekende, het toekomende, rijst er in het hart der menschheid een behoefte aan overgaaf en opgaan in een onpersoonlijk leven, dat het persoonlijk bestaan steunt en wijdt. Is het een zucht naar godsdienst, of het haken naar een gelukstaat boven het leed der verteederende wereldsmart? Is het een voorgevoel van den groei der individualiteit buiten haar eenmaal getrokken grenzen, of de lust om breeder en intenser in contact te treden met het leven en het genot van het leven?--Vreemde, vage gevoelens doordringen de atmosfeer, wisselend van vormen, nu deemoed en begeerte naar opoffering en zelfverloochening, dan bewustheid van macht, van verheffing, van zaligend leed. Het zijn de hervormers, de wijsgeeren, de dichters, de kunstenaars, die den toon aangeven, niet de staatslieden meer....
En bij haar overgang naar de 20e eeuw, loopt het eind van de 19e in veel opzichten evenwijdig met den uitgang van de 18e eeuw. Men mag ook hier spreken van vernieuwing, van aaneensluiting en van een groot verschiet. Alleen, er ontbreekt de hartstocht, het geweld, de majesteit en de eenheid der beweging, en vooral de vreugd ontbreekt. Een omwending, geen omwenteling.
* * * * *
[Illustratie: HENRIK IBSEN op 29-jarigen leeftijd]
Zoo volgt ons oog den stroom van den tijd, wanneer hij, telkens afgebroken, neerdaalt over drie streng gescheiden terrassen: het eerste grenspunt, de stichting van het Duitsche Rijk en de opstand der Parijsche Commune; de tweede grens, het bevestigen van het Europeesche staatswezen,--waarna de stroom in uiteenloopende richting zijn loop volgt.
Geeft ons de Europeesche letterkunde, gesteld dat wij haar als een voorstelling van het leven nemen, een getrouwen indruk van die voorbijgaande jaren tijdvakken?
Een volledig beeld zeker niet. De eerste periode werd nog geheel beheerscht door de groote namen van auteurs wier opkomst samenviel met de eerste helft der eeuw. Victor Hugo, George Sand, Dickens, om enkelen te noemen, voerden het woord en lieten het zich niet ontnemen. Hun werk, als 't het geheel van de samenleving wil omvamen, heeft iets gekunstelds, het spreekt niet dadelijk uit het hart van de maatschappij. Het zoekt een eenheid van het leven, maar het leven zelf is al buiten het kader van hun werk gegroeid.
In het tweede tijdvak was Zola de overnam. Ook hij wilde in zijn romans een wereld samenvatten. Maar 't is meer een product van het innig meeleven met zijn tijd. En zoodra wij op het derde terras van de laatste helft der eeuw zijn aangeland, bemerken wij dat de behoefte om de samenleving als een eenheid te grijpen, niet meer bestaat. De kunst in haar intiemsten grond is lyrisch en individueel geworden. Zij wil een invloed zijn, zij wil niet langer een spiegel wezen.
Houdt de po?zie--po?zie hier in ruimste beteekenis genomen--ook wel gelijken tred met den gang der maatschappij?
Niemand zal ontkennen dat zij altoos de sporen draagt van den tijd waarin ze opbloeit--hoe zou men zich de schepping van Zola kunnen denken zonder den achtergrond van het "Schrikkelijk jaar"?--maar toch geeft zij dikwijls antwoorden op vragen, lang geleden gesteld en zonder beteekenis geworden, en zij stelt vragen waarop de toekomst het antwoord zal brengen, als het geslacht dat vroeg, is voorbijgegaan....
Dit daargelaten echter,--want wij willen thans alleen weten hoe een man van het jaar 1828 de wereld van de tweede helft der 19e eeuw zou zien. Wij moeten zijn weg kennen en zijn houding, te midden der historie en der literatuur van zijn tijd.
Om Henrik Ibsen's gestalte in de wereldletterkunde te doen uitkomen, kies ik ter vergelijking met den Noorschen dichter van 1828, een van de allergrootsten, al mag men hem nog niet noemen: een van de allerbekendsten, George Meredith[21].
* * * * *
George Meredith is van het zelfde jaar, ja van denzelfden winter, maar hij had het rijke, beschavingsleven van Engeland om in te aarden. Daarom is het werk van den Engelschman breeder uitgegroeid....
Maar wij vragen niet naar den rijkdom en de weelderigheid van zijn arbeidsveld,--wij hebben te maken met de ziel van den man en met de gestalte, de teekening zijner ziel.
Meredith is een stem, en er weerklinken van alle kanten stemmen in de ruimte die zijn po?zie vult. Het is de stem van het
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.