Dierenleven in de wildernisSchetsen uit het leven der dieren hun natuurlijke aanleg | Page 4

William J. Long
De meer ontwikkelde echter moeten niet alleen zichzelf kennen, maar alles weten van de wezens die onder hen staan, omdat ze van die wezens afhankelijk zijn--het is hun voedsel; en een beetje moeten ze op de hoogte wezen van de schepsels die hun weer de baas zijn, omdat ze er zich door list of vlugheid tegen beveiligd moeten houden. En instinct alleen is voor deze dingen niet voldoende. Slechts een zorgvuldige, moederlijke opvoeding kan die leemte aanvullen en dat kleine, wilde goedje klaarmaken voor hun strijd met de wereld.
Voor zoover ik heb kunnen nagaan, krijgen jonge visschen hoegenaamd geen opvoeding van hun ouders. Sommige laten zich maar gaan, waar ze den minsten tegenstand ondervinden en zakken stroom-af naar zee. Komt de tijd van kuitschieten weer, dan zoeken ze den weg van de zee naar de rivier terug--steeds dezelfde rivier is het--, waar ze werden uitgebroed. De meening is geuit, als zou dat heen- en weertrekken uit instinct gebeuren, maar daar ben ik nog zoo zeker niet van. Ik geloof--en dat geloof berust op de bijzondere studie die ik van forellen en zalmen gemaakt heb en op onlangs verschenen mededeelingen over diepzee-onderzoek--dat ze de groote visschen uit dezelfde rivier, die op grooter of kleiner afstand onder de kust in scholen worden aangetroffen, volgen, en niet alleen gehoorzamen aan hun instinct.
In alle geval gaat dit zoo bij de vogels. Het instinct, dat hen tot den trek drijft, is eenvoudig een aandrift, die nauwelijks méér met het verstand te maken heeft dan bij ratten, bij eekhoorntjes, bij kikkers, bij wie zich op sommige tijden dezelfde sterke neiging tot trekken openbaart. Als ze aan zichzelve werden overgelaten, zouden de jonge vogels in het Noorden of in 't Zuiden nooit hun nest terugvinden. Er is echter iets anders dat hen drijft, nog sterker, en wel dit: ze willen met den troep meevliegen. De jonge sluiten zich dus aan bij de trekkende vogelscharen en leeren door de oude, die meer ervaring hebben, en niet door hun instinct, den veiligen weg naar de kust kennen--de zee?n over, wildernissen door, nog door geen menschelijken voet betreden, tot daar waar hen een ongestoorde rustplaats en voedsel wacht.
De eenige uitzondering op dien regel, voor zoover mij bekend is, maken de plevieren misschien. De jonge trekken een dag of tien of twaalf vroeger dan de oude naar het Zuiden, het groote gebied van Labrador tot Patagoni? over. In een groote vlucht jonge goudpluvieren, die door een plotselingen zuidoosterstorm gedwongen waren op onze kust aan land te gaan, heb ik er een enkelen keer twee, drie oude waargenomen, kenbaar aan hun zwarte borst; en ik twijfel er geen oogenblik aan of deze oudere vogels zijn de gidsen. Ook komt het mij voor alsof zij bevelen geven bij de eindelooze vliegoefeningen, die de plevieren zoo geregeld houden als een peloton soldaten.
Onze bewering krijgt nog steviger bewijsgronden, wanneer we bij de hoogere soorten komen. Het voornaamste en krachtigste instinct is daar, evenals bij kinderen, de gehoorzaamheid--maar er bestaat een belangrijk verschil tusschen die twee, tusschen het jonge menschelijke en het jonge wilde dier. De eenige gedachte die het dier bezielt, die door dagelijksche oefening bij hem was gewekt en versterkt, is deze: dat het er voor hem alleen op aankomt in de wereld op bevelen te letten en ze oogenblikkelijk te gehoorzamen, totdat hij groot is geworden en langzamerhand op zichzelf leert passen. Het kind daarentegen, dat tot in het oneindige toe verwend en vertroeteld wordt, dat maar geluid hoeft te geven en iedereen luistert er naar en er wordt een drukte van gemaakt alsof het een bevel van den koning zelf was, het kind verliest daardoor dikwijls genoeg het reddende gehoorzaamheidsinstinct en groeit op bij de gedachte, dat het in de wereld slechts bevelen heeft uit te deelen die anderen moeten gehoorzamen. En is het kwaad gebeurd, is het drie of vijf of twintig jaar, dan moeten wij het de gehoorzaamheid gaan bijbrengen die nooit had mogen verloren gaan; want zonder gehoorzaamheid is het leven een last.
Wij wenden ons zoo dikwijls weer tot het dierenleven, met de gezonde, weldadige gewaarwording, hoe de levenswet in dat rijk wordt gekend en ge?erbiedigd. Gehoorzaamheid is alles voor het dier, dat zijn bestaan in de natuur heeft. Het is de cijns, dien de onwetendheid onbewust en ongemerkt aan de wijsheid, de zwakke aan den sterke betaalt. Dat begrijpen alle moeders in de natuur, van den patrijs af tot den panter toe; en steeds maar weer, op lange zomerdagen, in stille, ster-heldere nachten, geven zij er onderricht in, totdat de jongen van hun gehoorzaamheidsinstinct leeren partijtrekken, tot zij, dank zij hun zorgvuldige opvoeding, verstandig en krachtig opgroeien. Dit is in één woord, dunkt mij, het geheele geheim van het dierenleven. En wie er op let hoe zich dat alles afspeelt, wie er in meeleeft, hoe het wijfje van
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 40
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.