als men weigerachtig is uit het glas te drinken, waaraan gij uw vuile lippen gezet hebt. Uw hand is onschadelijk gemaakt voor uw geheele leven. En als gij nu nog weten wilt wie ik ben dan...."
"Vervloekt zij uw naam!" brulde de kornel. "Ik wil hem niet weten. Uw persoon moet ik hebben, en zal ik hebben. Gaat hem te lijf jongens! go on!"
Nu bleek het, dat die kerels een werkelijke bende vormden, waarvan allen voor ����n stonden. Zij trokken hun messen uit de gordels, en stormden los op den reus, die een verloren man scheen, eer de kapitein zijn mannen te hulp kon roepen. Maar de moedige man deed een stap voorwaarts hief zijn armen omhoog, en riep: "Kom op maar, wie trek heeft om aan te binden met Old Firehand!"
Het hooren van dien naam werkte als bij tooverslag. De kornel, die met de ongekwetste linkerhand zijn mes weer getrokken had, bleef staan als aan den grond genageld, en riep: "Old Firehand!" (en met een vloek) "wie kon dat ruiken? Waarom hebt gij dat niet dadelijk gezegd?"
"Is een gentleman dan niet anders veilig voor uw schanddaden, of hij moet beschermd worden door zijn naam? Pakt uw weg, gaat rustig in een hoek zitten, en komt niet weer onder mijn oogen, of ik blaas u allen het licht uit!"
"Nu, wij zullen elkander wel nader spreken."
Hij draaide zich om, en ging met zijn bloedende hand naar de voorplecht. De anderen volgden hem als honden, die een pak slaag gekregen hadden. Daar gingen zij zitten, verbonden de hand van hun aanvoerder, en spraken fluisterend en druk met elkander, en wierpen daarbij naar den beroemden jager telkens schuinsche blikken, die wel allesbehalve vriendelijk waren, maar die toch bewezen hoe groot het ontzag was, dat zij voor dien man hadden.
Doch niet alleen op hen had de wijdbekende naam gewerkt. Er bevond zich waarschijnlijk niemand onder de passagiers, die nog nooit had hooren spreken over dien onvervaarden man, wiens geheele leven een aaneenschakeling was van gevaarlijke daden en avonturen. Men trad onwillekeurig met een soort van eerbied een weinig van hem af, en bekeek nu met meer aandacht die forschgebouwde, rijzige gestalte, welker harmonische proporti?n en afmetingen reeds vroeger door allen waren opgemerkt.
De kapitein reikte hem de hand, en zeide op den allervriendelijksten toon, dien een Yankee in staat is aan te slaan: "Wel, sir! dat had ik moeten weten! Dan zou ik u mijn eigen kajuit afgestaan hebben. Het is een groote eer voor den 'Dogfish', dat uw voeten zijn planken hebben betreden. Waarom hebt gij u toch anders genoemd?"
"Ik heb u mijn waren naam opgegeven; doch de Westmannen noemen mij Old Firehand, omdat het vuur uit mijn geweer, bestuurd door mijn hand, altijd verderf brengt."
"Ja, dat heb ik gehoord--gij schiet nooit mis, zeggen ze."
"Pshaw! Misschieten een onmogelijkheid. Ieder goed Westman kan dat evengoed als ik. Maar gij ziet welk een groot voordeel een bekende krijgsnaam geeft. Ware de mijne niet zoo heinde en verre verspreid, dan zou het stellig tot een gevecht gekomen zijn."
"Waarin gij het onderspit hadt moeten delven."
"Zoo, denkt gij d��t?" vroeg Old Firehand, terwijl er een niets naar trots zweemend lachje van zelfvertrouwen om zijn lippen speelde. "Zoolang ze maar met messen komen, ben ik volstrekt niet bang. Ik zou mij stellig wel staande hebben weten te houden, totdat uw bemanning kwam opdagen tot ontzet."
"Daaraan zou het zeer zeker niet ontbroken hebben. Maar wat moet ik nu met die schavuiten-bende aanvangen? Ik ben heer en meester en rechter hier aan boord. Wil ik hen in boeien slaan en aan de rechterlijke macht overleveren?"
"Neen."
"Of wil ik hen aan land zetten?"
"Ook niet."
"Maar gestraft dienen zij toch te worden."
"Ik raad u, die gedachte geheel uit uw hoofd te zetten. Dit is toch niet voor de laatste maal, dat gij met uw boot deze reis maakt?"
"Ik hoop van neen! Ik hoop nog jaren lang den ouden Arkansas op en af te varen.
"Welnu, wees dan zoo wijs, niet de wraakzucht van die lieden gaande te maken. Dat zou bepaald noodlottig voor u worden. Zij zijn in staat om zich ergens aan den oever van de rivier te gaan nestelen, en u een poets te bakken, die u niet slechts uw schip, maar ook uw leven kon kosten."
"Dat moesten zij eens probeeren!"
"Dat zouden zij stellig! Overigens zou dat voor hen volstrekt geen waagstuk zijn; zij zouden alles heimelijk doen, en het wel zoo weten aan te leggen, dat er nooit een haan naar kraaien zou."
Op dit oogenblik werd Old Firehand den zwartbaard gewaar, die naderbij was gekomen, doch op een korten afstand was blijven staan, met de oogen bescheiden, doch onafgewend, op den jager gericht, vol zichtbaar verlangen om met hem in aanraking te komen. Old Firehand ging naar hem toe, en vroeg: "Wenscht gij mij te spreken, sir? Kan ik u in een of ander opzicht
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.