te bereiken
is: door het zuivere individualisme heen. Zoo een heeft met
maatschappelijke wetten weinig te maken. Zij bestrijken een gebied dat
niet reikt tot zijn grenzen. Zedelijkheidswetten begrijpt hij niet, maar
hij heeft haar niet noodig. Zijn eigen moraal is hem genoeg. Zij bestaat
in een onwrikbaren eerbied voor zijn eigen persoonlijkheid, een eerbied
waarvan die voor andere persoonlijkheden voorwaarde en gevolg is.
Wanneer een kunstenaar in botsing komt met de wetten der
maatschappij, wanneer hij volgens die wetten veroordeeld en gestraft
wordt, zal dit hem in zijn eigen oog niet vernederen; want de strafbare
daad die hij beging, moet voor hem een even, misschien meer
waardevolle plaats innemen in zijn leven dan andere daden waarom
dezelfde maatschappij hem bewierookt. Hij zal zulk een straf
ondergaan als de bezegeling zijner onafhankelijkheid. Evenmin als hij
er aan denkt de wetten der gemeenschap te tarten, evenmin zal hij in
vreeze voor haar kunnen leven. Wanneer de maatschappij met den
zuiveren kunstenaar in botsing komt, kan men van haar niet anders
verwachten dan dat zij zich belachelijk maakt. Haar optreden kan
slechts beduiden een minderwaardig feit in de geschiedenis der
emancipatie van den geest. In de laatste eeuw heeft zij gelukkig groote
vorderingen gemaakt op den weg harer noodzakelijke evolutie. Toch is
zij nog lang niet wat zij mettertijd wezen moet: een eerlijk
gewaarborgde administratie der materiëele belangen. Alleen voor den
kunstenaar is zij, gebrekkig als zij het moge zijn, nu reeds niet méer,
omdat hij de voortijdig geestelijk geëmancipeerde is.
Oscar Wilde, die zeker geen zuiver kunstenaar was, zocht zijn
ondergang door het noodlottige dualisme van zijn aanleg. Wat voor
iederen onbevangene thans duidelijk is, dat zijn tehuis eer zijn cel in de
gevangenis was dan de woningen der Engelsche grooten, voorvoelde
hij met de noodlottige zekerheid van wie niet aan hun bestemming
ontkomen, en hij maakte die verheimelijkte bewustheid tot den pervers
bekorenden inhoud van een ledig mondain leven. Hij versmeet en
verkwistte zich aan onwaardigen. Hij weigerde te zien wat hij maar al
te scherp zag: dat de kunstenaar het leven niet doorkent door een
alzijdige deelneming, maar door een eerlijke verdieping in zijn eigen
bestaan. Toen zijn kennismaking met Douglas hem de hoogste
mogelijkheden van zijn kunstenaarschap openbaarde, moet hem meteen
zijn alzijdige gebondenheid zijn bewust geworden. Zoo viel een zuiver
psychische crisis samen met een geruchtmakende veroordeeling om
kwalijk bewezen beschuldigingen, en na zijn gevangenschap oneindige
geestelijke verarming met maatschappelijken ondergang.
"De Profundis" is geschreven in de gevangenis, toen ophanden vrijheid
zijn betrekkelijke ongemoeidheid tot nieuwe levenshoop prikkelde. Er
is geen eenheid van gedachte in. Het werd stuksgewijze geschreven,
zonder bezonken inzicht, naar oogenblikkelijke stemmingen, onder den
druk van lichamelijk lijden en geestelijke hulpbehoevendheid welke
hem onder den invloed hield van welwillenden die hem niet verstonden.
Maar vaak stijgt de ziende geest boven den oogenblikkelijken toestand.
Voor wie lezen kan, zijn de waardevolle gedeelten van den brief
gemakkelijk te vinden.
Een leven van Oscar Wilde is nog niet geschreven. Het centrale punt is
zijn vriendschap met Douglas. Daarheen en vandaaruit behoort het te
worden geschreven en verklaard.
Douglas zelf is Wilde's onvoorwaardelijke vriend gebleven. Hoe de
doode leeft in zijn herinnering, kan men lezen in een zijner laatste
sonnetten, waarvan hier de vertaling volgt:
DE DOODE DICHTER
'k Droomde vannacht van hem: 'k zag zijn gelaat Stralend en zonder
schijn of schaûw van wee, En hoorde als altijd de muziek dier zee, Zijn
gouden stem. Hij wekte in veil geraad Verholen gratie waar zijn
ooglicht glee. Uit niets bezwoer hij wonders overdaad. Tot 't minste
ding in schoonheid ging verwaad, En heel de weerld was éen bekoorde
steê.
Dan, leek mij, buiten dicht gesloten poort Rouwde ik om woorden
ongeboekt verloren, Verschald verhaal, geheimnis half gehoord,
Wondren verstoken van der wereld ooren, Gedachten stom als vogelen
vermoord-- En waakte en wist hem dood gelijk tevoren.
Den Haag, Maart 1911.
* * * * *
Het uitgegeven gedeelte van "de Profundis" is nauwelijks een derde
van den geheelen tekst. Dezelfde persoonlijke redenen, die den heer
Robert Ross, ondanks veler verzoek, weêrhielden het leven van Oscar
Wilde te schrijven, waren oorzaak dat hij het handschrift in bewaring
gaf in het Britsch Museum met de bepaling dat het eerst zeventig jaren
na zijn, Ross', dood volledig zal mogen worden openbaargemaakt.
September 1912.
DE PROFUNDIS
"Mijn plaats zou zijn tusschen Gilles de Retz en den markies de Sade."
Ik heb er vrede meê. Ik gevoel geen lust mij te beklagen. Een van de
vele lessen die men in de gevangenis leert, is dat men best doet de
dingen, nu en altijd, te nemen voor wat zij zijn. Ook heb ik niet den
minsten twijfel of de schandvlek der middeleeuwen en de schrijver van
"Justine" zullen op den duur beter gezelschap zijn dan menige Brave
Hendrik....
* * * * *
Dit alles greep
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.