is Klaas, de wakkere arbeider,
die in braafheid, eer en deugd zijn brood verdient. Keizer Karel en
koning Philippus zullen hun leven lang kwaad doen, door oorlog en
knevelarij en andere misdaden. Klaas, die heel de week werkt, zal leven
volgens recht en wet, bij zijn zuren arbeid zal hij lachen in stee van
weenen: hij zal het zinnebeeld van de goede Vlaamsche werkers zijn.
Uilenspiegel, immer jong en onsterfelijk, gaat de wereld door, maar
nergens zal hij een vaste woonplaats hebben. En hij zal boer, edelman,
schilder, beeldhouwer worden, alles zal hij te gelijk zijn. Zoo zal hij
dolen langs velden en wegen, het goede en het schoone prijzen en
lachen en spotten met alles wat dwaas en verkeerd is. Klaas is uw moed,
edel volk van Vlaanderen, en Soetkin uwe dappere moeder;
Uilenspiegel is uw geest; een lief en bevallig meisje, Uilenspiegel's
gezellin en onsterfelijk als hij, zal uw hert zijn, en Lamme Ooedzak,
een dikke pens, uwe maag. En omhoog zullen de opeters van 't volk
gaan, en omlaag hunne slachtoffers; omhoog de roovende wespen,
omlaag de noeste bijen, en in den hemel zullen de wonden van Christus
bloeden.
Toen Katelijne, de goede tooveres, dit gezegd had, viel zij in slaap.
VI.
Uilenspiegel werd ten doop gebracht, toen plotseling een hevige
regenbui viel, die hem gansch nat maakte. Zoo werd hij voor de eerste
maal gedoopt.
Als hij nu de kerk binnengebracht werd, kwam de kosterschoolmeester
aan peter en meter, vader en moeder zeggen, dat zij zich rond de
doopvont moesten scharen, hetgeen zij deden.
Maar boven de vont, was er in 't gewelf een gat, dat een metser gekapt
had om er eene lamp aan een vergulde sterre te hangen. De metser, die,
van boven, peter en meter stokstijf rond de toegedekte vont zag staan,
goot verraderlijk door het gat een emmer water, dat, tusschen hen, met
groot geplas op het deksel van de vont kletste. Doch Uilenspiegel kreeg
er het grootste deel van. En zoo werd hij voor de tweede maal gedoopt.
De deken kwam; zij deden hem hun beklag, maar hij zei hun van zich
te haasten, dat het een ongeluk was. Uilenspiegel ging te werk als een
bezetene, om den wille van het water, dat op hem gespat was. De deken
gaf hem het zout en het water en heette hem Thijlbert, wat zeggen wil:
"altijd ongedurig". En zoo werd hij voor de derde maal gedoopt.
Uit Onze Lieve Vrouwekerk ging men daar rechtover, in de Langestraat,
eene taveerne binnen, die voor uithangbord een rozenkrans had, met
eene pint in het midden. Zij dronken er zeventien pinten dobbele kuite
en nog meer. Want in Vlaanderen, als men nat is, droogt men zich met
een vuur van bier in den buik. Zoo werd Uilenspiegel voor de vierde
maal gedoopt.
Met het hoofd zwaarder dan 't lichaam, strompelden ze huiswaarts; zoo
kwamen ze aan een brugje over eenen poel; Katelijne, die meter was,
droeg het kind; zij struikelde en viel in de modder met Uilenspiegel.
Zoo werd hij voor de vijfde maal gedoopt.
Men trok hem uit den poel. In 't huis van Klaas werd hij met lauw water
gewasschen. Dit was zijn zesde doopsel.
VII.
Dien dag besloot Zijne Heilige Masjesteit keizer Karel, groote feesten
te houden, om de geboorte van zijn zoon te vieren. Evenals Klaas,
besloot hij uit visschen te gaan, niet in de vaart, doch in de beurzen en
tasschen zijner onderdanen. Daaruit is het dat vorstelijke lijnen gouden
karolussen, gouden lammeren, rozenobels, dubloenen, zilveren daelders
en al die wonderbare visschen trekken, die, naar willekeur van den
visscher, veranderen in fluweelen kleederen en schitterende
edelgesteenten, in lekkeren wijn en smakelijke gerechten. Want de
rivieren, die 't rijkst zijn aan visch, zijn niet die, waarin het meeste
water is.
Nadat Zijne Heilige Majesteit zijn raad bijeengeroepen had, besloot hij,
dat de vangst volgenderwijze geschieden zou:
De genadige infant zou rond negen of tien uren ten doop gebracht
worden; ten blijke van groote vreugde, zouden de inwoners van
Valladolid heel den nacht, op eigen kosten, feesten en kermissen, en ten
bate der armen, hun geld op de Groote Markt strooien.
Op vijf punten zou eene fontein, tot aan den dageraad toe, goeden wijn
spuiten, die door de stad moest betaald worden. Op vijf andere plaatsen
zouden, op houten kramen, allerhande worsten, ossetongen en pasteien
uitgestald worden, mede ten laste van de stad.
Op eigen kosten zouden de lieden van Valladolid, op den doortocht van
den stoet, in grooten getale zegebogen oprichten, den Vrede, het Geluk,
den Overvloed, de Fortuin voorstellend, en allerhande zinnebeeldige
toespelingen op de gaven des hemels, waarmede zij onder de regeering
van Zijne Heilige Majesteit begunstigd waren.
Ten slotte en behalve deze bogen van pais, zouden er andere opgericht
worden, waarop, in helle kleuren, minder goedertieren kenteekenen
zouden prijken, zooals
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.