De complete werken van Joost van Vondel | Page 6

Joost van den Vondel
getrouw, eens door zijn kunstverwant, den Muider Drost, op hem toegepast:
_Virtutis est domare quae cuncta pavent_?Hetgeen, daar alle man voor zwicht,?Te temmen, is manhaftheits plicht.
En zoo hebben we Vondel begeleid tot het jaar 1647, toen hij in zijn _Geboortezang aan Gregoriu Thaumaturgus_ nogmaals bezong:
De beste paerle, die zoo diep?Begraven lag, bestulpt met aarde,?Eer Hij ons tot zijn Waarheid riep,?Uit geen verdienste, maar genade.?Gelukkig zijn ze, die vóór 't end?Met vleesch noch bloed niet gaan te rade,?Noch dit vergankelijk element.?De melk der voêster, slimme wennis?En d' eerste plooi van erref-leer?Wordt spa verleerd door beetre kennis,?Zoo lang men d' ootmoed nog ontbeer':?Die schiet te traag haar eedle wortlen?In steen van 't eigenzinnig hart,?Hetwelk verhardt in tegensportelen,?En bij zijn opzet blijft verward.?Geboorteheilig, die in 't midden?Der zaligen uw zetel hebt,?Volhard voor mij en elk te bidden?Bij Hem, die licht uit duister schept!
In de Voorrede van 't volgende deel zullen wij onzen Dichter van den Munsterschen vrede tot het jaar 1679 volgen.
Mogen deze vluchtige levenstrekken onzen Dichterkoning welkom doen zijn bij Neerlands Katholieken!! want Vondel is de glorie van Nederland, de glorie tevens der Katholieke Kerk.
H. J. ALLARD, R. K. Pr.
_Seminarie Kuilenburg_, 1ste der Meimaand 1870.
[Voetnoot 1: Hiermede wil ik niet zeggen, dat Vondel _in zijn geheel_, aan iedereen, op elken leeftijd, mag in handen gegeven worden. Om zich zelven te oefenen in de klassieke talen, heeft Vondel sommige voorbeelden ter vertolking uitgekozen, die voor menigeen gevaarlijk zouden kunnen zijn. Daarbij heeft zijn argelooze deugd, die nimmer kwaad in anderen vermoedde, en zijn echte kunstenaarsziel zich eenige al te vrije schilderingen veroorloofd: dat was 't gebrek van zijn tijd. Overigens--'t is ook het gevoelen der Eerw. Heeren G. F. Drabbe en J. W. Brouwers--overal waar Vondel, volkomen vrij, zijn aangeboren zangdrift volgt, "_is hij gewoonlijk, tot stichtens toe, kiesch en zedig_!"]
[Voetnoot 2: E. J. Potgieter, voorrede der _Studi?n en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren_ door R.C. Bakhuysen van den Brink.]
[Voetnoot 3: De Katholiek. Dl. LI. blz. 352.]
[Voetnoot 4: t.a.p. Dl. LIII. blz. 20.]
[Voetnoot 5: C. L. van Langenhuyzen. 1869.]
[Voetnoot 6: Dl. LVI. blz. 69.]
[Voetnoot 7: Zie het Pius-Album. blz. 433.]
[Voetnoot 8: Het woord _Vondel_, ook _vonder_ of _vlondel_, beteekent eigenlijk een _brugje_. De dichter zelf en zijn tijdgenooten schrijven nu eens _Vondel_, _van Vondel_, _van den Vondel_, dan weer _van Vondelen_, _van der Vondelen_ of ook wel _Vondelens_, _van Vondelens_.]
[Voetnoot 9: Dus noch de _Weingasse_ van G. Brandt, noch de _Weisgasse_ van V. Lennep, noch de _Waisenhaus-gasse_ van Mr. H. J. Koenen, noch de _Waisengasse_ van Dr. Eelco Verwijs. Zie D. Warande D. IX blz. 86.]
[Voetnoot 10: In 1607 met Hans de Wolf, een te Keulen geboren Amsterdamsch passement- en linthandelaar, gehuwd.]
[Voetnoot 11: In April des jaars 1614 gehuwd met Joost Willemz van Nyenkerke.]
[Voetnoot 12: Deze, Mr. in de rechten, stierf ongehuwd ten jare 1628 in Itali?. 't Is niet onwaarschijnlijk dat hij Katholiek is geworden. Zie mijn _Vondel en de Paus_ blz. 47 en 48.]
[Voetnoot 13: In Juni des jaars 1621 met Arie Bruyningh gehuwd. Zij werd Katholiek met al hare kinderen. Zie: _Vondels gedichten op de Soci?teit van Jezus_, in de _Studi?n_, eerste jaargang, I. blz. 18.]
[Voetnoot 14: G. Brandt. _Leven van Vondel_.]
[Voetnoot 15: _Leven van Vondel_.]
[Voetnoot 16: _Geschiedenis der Nederlandsche letteren_ II. blz. 51.]
[Voetnoot 17: _Vondels gedichten op de Societeit van Jezus_ blz. 5-6 en 12-16.]
[Voetnoot 18: _Alle de gedichten van J. Vos_ I. blz. 304.]
[Voetnoot 19: _De werken van Vondel_, XII. blz. 148.]
[Voetnoot 20: _Volks-Alm. voor Neerl. Katholiek_, 1859 blz. 146.]
[Voetnoot 21: J. V. Lennep, _De werken van Vondel_ IV. blz. 451.]
Schriftuurlijk Bruilofsreferein?op het huwelijk van?JACOB HAESBAERT?met?CLARA VAN TONGERLO.
JUNIJ[1] 1605
Verheugt, o Febi jeugd![2] door dezen zoeten tijd:?De Zomer, door zijn deugd, vertoont zijn groene blaaren;?'t Gevogelt' zich vervreugt, 't gediert' in 't Bosch verblijdt; 't Veld lacht elk toe verjeugd; vliedt weg alle bezwaren! Droefheid, neemt[3] fluks uw keer! nijd, strijd, wilt henenvaren! Voor u de Bruiloft wijkt, zoo gij daar komt omtrent.?Klein, groot, ja wie 't mag zijn, jong' jeugd of grijze haren, Zijt welkom in 't gemeen; weest gegroet hier present,?Die om[4] vergad'ren hier, u zoo ootmoedig[5] kent,?In liefd' sticht'lijk verheugd, bij een met rein manieren. Dus zeg ik nog: vliedt fluks van hier, gij nijdig tieren! Laat jonst[6] begeerig zijn, gelijk eens Herts bestieren, En d' Haas-baart[7] zijn kracht snel, om loopend d' Hond t' ontwijken, Snakkend naar 't water Claar[7]; 'k en kan 't[8] beter gelijken?
Geenszins en laat in zang Hymenaeus[9] zijn verhoogd?Noch Thalassus[10] geclangh, maar Godes lof voortbringen, Hoe hij overvloed schank[11], en 't water gansch verdroogd, Zonder iemands bedwang, betoond' zoo vreemde dingen,?Uit 't water, wijn zeer klaar, als een fontein deed springen, Vervuld' zes kruiken vol, in 't Galilesche land;?Te Cana in de Stad, een Bruiloft zonderlingen,?'t Eerste teeken Christi, men elk maakte bekand[12].?Door zulks ons merk'lijk leert[13], dat in't Huwlijks-verband Alleen men eerlijk hoort te houden goed' geruchten:?Den getrouwden hij meest
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 16
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.