De complete werken van Joost van Vondel | Page 4

Joost van den Vondel
in 1630); en eindelijk het van verontwaardiging gloeiend _Decretum Horribile_ (1631) tegen de predestinatie-leer van Calvijn.--Vondel scheen onvermoeibaar en onuitputtelijk.
Vijf zangen van een historisch heldendicht: _de tocht van Keizer Konstantijn naar Rome_, waren ook reeds afgewerkt, toen helaas! de dood hem zijn diepbetreurde echtgenoote in 1635 ontrukte, en den in zijn moed geknakten dichter dwong zijne grootsche onderneming te staken. Slechts op 75-jarigen leeftijd keerde hij in "Joannes de Boetgezant" tot de epische dichtsoort weder.
Algemeenen bijval en groote verdiensten verwierf hij in 1637. Samuel Costers Academie, vroeger slechts een houten loods, was destijds in een schouwburg herschapen, welke, bij de opening, door Vondel werd ingewijd met een overheerlijk treurspel _Gijsbrecht van Aemstel_, eene gedramatiseerde navolging van 't tweede boek van Virgilius, waarin hij den ?ondergangk" van het doorluchtige Amsterdam bezong. Aan de omstandigheid, dat de handeling op Kerstnacht wordt voorgesteld, hebben wij het hemelsch lied te danken:
O Kerstnacht schooner dan de dagen.
Het is overbekend dat nog jaarlijks de Gijsbrecht ten tooneele wordt gevoerd.
De tijd naderde, waarop een geheele ommekeer in de denkwijze en de levensbetrekkingen van den grooten en edelhartigen man zou plaats grijpen. In 't gevoelen van Menno Simons opgevoed door zijne ouders--ofschoon zijne Roomsch gedoopte moeder wellicht tot de Roomsche Kerk is teruggekeerd en daarin gestorven--was hij altijd godsdienstig en vroom van gemoed geweest en zelfs diaken der Waterlandsche-Doopsgezinde gemeente, eene betrekking nogtans, die hij door ziekte of zwakte verhinderd en door de veelvuldige twisten ontstemd, reeds lang had laten varen. Eerst meende men in den Oud-diaken eene zekere overhelling, en spoedig daarop eene sterke voorliefde tot de R. K. Kerk te bespeuren.
Negen jaren na zijn openlijken overgang tot het Roomsch geloof, getuigde de warme Katholiek van zich zelven:
Mijn jonkheid bond door erref-leer?Zich aan één Secte en geene meer,?Tot dat me, door een klaarder blijk?Van 't Wereldlijk en Kerkelijk,?Ontdekt wierd, in een schooner dag,?De Perle, die verborgen lag,?Waarvoor men' al met winst verliest.?Gelukkig die het beste kiest!
De dichter dezer versregelen was een hoog ernstig man, die, wars van halve overtuiging, niet plotseling tot dien gewichtigen stap was overgegaan. Lang, zeer lang had hij de ?verborgen perle" gezocht. Reeds in 1621 of 22 had hij, op verzoek van Anna Roemers, _tot lof der kuische Martelares Agnes_ met den diepsten eerbied over de relieken der Heiligen en hunne jaarlijksche gedachtenisviering gesproken. Of het?echt-katholieke kunstjuweel _de kruisberg_ tot het jaar 1624 behoort, hebben wij hier niet te beslissen, daar een gedicht van 1625 of 26 op Paus Urbanus VIII, uit het Latijn zijns broeders vertolkt, nog duidelijker eene katholiseerende strekking verraadt en luide genoeg datgene huldigt, wat een gruwel moest zijn in het oog van ieder Protestant, te weten: het kerkelijke of liever het pauselijk oppergezag in het Katholicisme:
Dees is de groote Sleutelvoogd?Van 's Hemels poorte; rust nu, poogt?Niet meer te weten: buig uw knien?En kus zijn voeten wijd ontzien.
Dat klinkt al vrij roomsch, zelfs ultramontaansch. En was hij niet aan 't twijfelen, stelde hij geen redelijk onderzoek naar de waarheid in, bestond er geen zielestrijd bij hem, die in 1630 schreef:
Ziet, onze Joost?Die zoekt, maar vindt geen troost?
Of ook, was hij geen geestverwant van den katholiseerenden Huig de Groot, toen hij, onder andere, 't volgend vers van hem in 1632 vertaalde:
Zie naarstig van onze eeuw terug na de oude jaren!
Eene frissche, geheel katholieke kleur ligt er verspreid over 't grafschrift, waarin de katholieke rechtsgeleerde C. G. Plemp, in 1638, aldus sprekend door Vondel wordt ingevoerd:
Doch boven Poezy en snaar?Omhelsde ik ijvrig 't Roomsch autaar,?En hing, om staat, noch snood genot,?Mijn hart aan niemand dan aan God?En Jezus' nimmer feilbre stem.?Hier rust nu Plemp: ay, bid voor hem!
Een gebed voor de zielen in 't vagevuur!
In 1639 verscheen het treurspel _Maagden_ en G. Brandt legt de gulle bekentenis af: ?hoe pryswaardig het treurspel der Maagden was ten opzicht van de kunst, men vondt er evenwel zaaken in, die veelen bedroefden: des Dichters zucht tot de stellingen en gewoonten der Roomsche Kerke, en zyne afwyking tot haare dwaalingen, die hy welhaast in andere zyne dichtwerken ten volle openbaarde. Men hielt dat hy, Gysbrecht van Amstels treurspel dichtende, toen alreede aan 't waggelen was."[15]
Brandt en zijn tijdgenooten hadden juist gezien. Het jaar 1640 zal Vondel in ernstige overpeinzing hebben doorgebracht, tot dat hij, in 1641, het voorbeeld zijner beminnelijke Anna volgend, de "verborgen Parel" eindelijk meester werd en openlijk tot de Moederkerk wederkeerde.--Dat was een keerpunt in zijn leven en dichterlijke strekking. Over de beweegredenen en de uiterlijke toedracht dier gewichtige gebeurtenis schrijft de Eerw. Heer W. EVERTS: ?Vondel had de onhoudbaarheid van het beginsel der individueele vrijheid van onderzoek, niet slechts uit de onderlinge twisten en tegenstrijdige leerstukken der Protestanten, maar vooral uit de inconsequente besluiten der Dordsche Synode, ingezien, en daaruit besloten tot de noodzakelijkheid van een onfeilbaar leergezag. Daarbij komen, als menschelijke beweegreden, de aesthetische aanleg, de echte kunstenaarsziel des dichters,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 16
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.