schaar in mijn bezit om hem zijn staart af te knippen, dan zoudt gij eens zien welk gezicht hij zetten zou!"
De reizigers lachten dan; maar wat hunne vroolijkheid nog vermeerderde, was dat de Boeren van het gezelschap steeds eenigen tijd noodig hadden om de snakerij van den Napolitaan te begrijpen, eindelijk in een luid gelach uitbarstten, hetgeen dan een geheele poos na dat van de anderen weerklonk.
Het begon Cyprianus eindelijk te ergeren, dat de arme Li steeds voor zondebok gekozen werd. Hij merkte Pantalucci dan ook op, dat zijn gedrag niet edelmoedig genoemd kon worden. Deze zou ongetwijfeld die opmerking met eene onbeschoftheid beantwoord hebben, toen Thomas Steel tusschen beiden trad, waardoor hij zijne beleediging voorzichtig weerhield.
"Neen," sprak de brave Engelschman, "dat is geen eerlijk spel, zoo met dien armen drommel om te springen, die niet eens verstaat wat gij zegt!"
En de ronde kerel had er waarachtig spijt van, dat hij met de anderen meegelachen had.
De zaak bleef dus daarbij. Maar weinige oogenblikken later merkte Cyprianus niet zonder bevreemding op, dat de Chinees een slimmen blik op hem vestigde, die wel is waar lichte spotternij verried, maar ook van dankbaarheid getuigde. Toen kwam de gedachte bij hem op, dat Li misschien meer van het Engelsch verstond, dan hij wel wilde laten voorkomen.
Maar te vergeefs poogde hij op de volgende pleisterplaats een gesprek met hem te beginnen. Het was onmogelijk een woord uit hem te krijgen. De Chinees bleef onwrikbaar stom. Van toen af wekte dat vreemdsoortig wezen de belangstelling van den jongen ingenieur op. Het was hem alsof die man een raadsel was, waarvan hij de oplossing moest vinden. Cyprianus bestudeerde dan ook zeer dikwijls dat geelachtige, gladde, baardelooze gelaat; dien mond, die als door den houw van een sabel gevormd scheen en bij het openen zeer witte tanden liet zien; dien kleinen korten bekervormigen neus; dat breede voorhoofd, die schuinstaande oogen, die bijna altijd neergeslagen waren, alsof zij eene listige uiting wilden verbergen.
Hoe oud zou Li kunnen zijn? Was hij vijftien of telde hij zestig jaren? Dit was onmogelijk uit te maken. Duidden zijne tanden, zijn blik, zijn gitzwarte haren op eene prille jeugd, van een anderen kant wezen de rimpels op zijn voorhoofd, zijne wangen, zijne mondhoeken op een reeds gevorderden leeftijd. Hij was klein van stuk, slank en van uitzicht vlug, evenwel met de oudachtige bewegingen van eene bejaarde vrouw.
Was hij rijk of was hij arm? Dat was eene andere vraag, welker beantwoording ook twijfel kon verwekken. Zijn grijslinnen broek, zijn geelkatoenen kiel, zijn pet van gevlochten koord, zijne schoenen met vilten zolen, die vlekkeloos witte kousen bedekten, konden zoowel een eerste-klasse-mandarijn toebehooren als een man des volks. Zijne bagage bestond uit een eenigen koffer, van rood hout vervaardigd, op welks deksel, met zwarten inkt geschreven stond:
H. Li from Canton to the Cape,
wat vertaald beteekent: H. Li, van Canton naar de Kaap.
Die Chinees was bovendien uitermate zindelijk, hij rookte niet, dronk slechts water en benuttigde ieder oogenblik op de pleisterplaatsen om zijn hoofd met de grootste zorgvuldigheid te scheeren. Cyprianus kon er niet meer van te weten komen en gaf het weldra op dit levende vraagstuk te ontraadselen.
Intusschen gingen de dagen voorbij en volgde de eene mijl op de andere. Soms repten de paarden zich bijzonder. Een anderen keer scheen het onmogelijk om hen den stap te doen versnellen. Maar de reis raakte zoo langzamerhand aan haar einde, en op een fraaien dag kwam de vervaarlijke postwagenkast te Hope-town aan. De volgende pleisterplaats, die voorbijgetrokken werd, was Kimberley. Toen verschenen houten hutten aan den gezichteinder.
Dat was New-Rush.
Daar verschilde het kamp der mijnwerkers in niets met die voorloopige steden, in welke streken der aarde ook, door de beschaving opgebouwd en die als door tooverij of als paddestoelen uit den grond verrijzen.
Planken gebouwen, meerendeels zeer klein en niet ongelijk aan de huisjes en hutten der baanwachters langs Europeesche spoorwegen of bij Europeesche werkplaatsen, hier en daar eenige tenten, eenige dozijnen koffie- en drankhuizen, een biljartzaal, een Alhambra of danszaal, "stores" of algemeene magazijnen van de eerste levensbenoodigdheden,--ziedaar wat het oog het eerst ontdekte.
Er was van alles te koop in die winkels, kleederen en meubels, schoenen en vensterglazen, boeken en rijzadels, wapenen en stoffen, bezems en jacht- en krijgsbenoodigdheden, wollen dekens en sigaren, versche groenten en geneesmiddelen, ploegen en fijne toiletzeepen, nagelborstels en verduurzaamde melk, keukenkachels en steendrukplaten, in één woord: er was alles, behalve koopers.
De reden daarvan was dat de bevolking zich nog op het mijnterrein bevond, dat nog drie- of vierhonderd meters van New-Rush verwijderd lag.
Cyprianus deed wat alle nieuw aangekomenen deden: hij spoedde zich naar de mijnen, terwijl men het middagmaal toebereidde in de eenvoudige hut, die met den hoogdravenden naam van Hotel Continental begiftigd was.
Het was ongeveer zes uren in den namiddag. De zon begon zich reeds bij den horizon met eene vergulde tint te omringen.
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.