De Zonderlinge Lotgevallen van Gil Blas van Santillano | Page 4

Alain René le Sage
met een meisje uit Castropol, die er wel een beetje bazig uitzag, doch uitstekend voor zijn zaak was. Verder vertelde hij mij nog een menigte andere dingen, die mij in 't minst niet interesseerden en vroeg mij daarna, meenende daartoe nu het volste recht te hebben, vanwaar ik kwam, waar ik heenging en wie ik was.
Hierop moest ik nu punt voor punt antwoorden, omdat hij iedere vraag zeer gewichtig deed. Hij vroeg mij zoo onderdanig zijne nieuwsgierigheid te willen verontschuldigen, dat ik zijne weetgierigheid wel moest tevreden stellen. Hierdoor geraakte ik in een lang gesprek met hem, vertelde hem mijn plan om den muilezel te verkoopen en waarom ik dat doen wilde. Ik vertelde hem, dat ik met een muilezeldrijver verder wilde gaan, iets wat hij dadelijk zeer goed keurde, mij er op wijzende aan hoeveel gevaren ik nog bloot stond en mij allerlei vreeselijk treurige geschiedenissen van reizigers verhalende. Ik dacht, dat er geen eind aan zijn vertellingen zou komen, maar toch hield hij eindelijk op, mij zeggende, dat, als ik den muilezel wilde verkoopen, hij een eerlijken paardenkooper kende, die hem wel van mij zou willen koopen. Ik zeide hem, dat ik gaarne met dien man kennis zou willen maken en hij ging hem terstond voor mij halen.
Hij kwam spoedig met den man terug, stelde hem aan mij voor en prees vooral zeer zijn eerlijkheid. Wij gingen daarna met ons drie?n naar de binnenplaats en mijn muilezel werd voorgebracht. Men liet het dier voor den paardenkooper op en neer draven en deze monsterde het beest van top tot teen. Hij begon met er zeer veel slechts van te zeggen. Ik moest toegeven, dat men er niet veel goeds van kon vertellen, maar al ware hij van den paus geweest, dan zou hij er nog iets op hebben aangemerkt. Hij verklaarde, dat hij alle mogelijke gebreken had, en om mij beter te overtuigen bevestigde hij dit ook tegen den waard, die ongetwijfeld er zijn goede redenen voor had het te beamen. "Wel", zei daarop de paardenkooper, "hoeveel moet je voor dat beest hebben?" Na den lof dien hij ervan had gezongen en na de bevestiging van Corcuela, dien ik voor een eerlijk man en deskundige hield, zou ik geneigd zijn geweest het dier voor niets te geven. Ik antwoordde daarom, dat ik het geheel aan hem overliet, dat hij het beest dus maar moest schatten en dat ik mij bij die schatting zou neerleggen. Hij antwoordde daarop dat, als ik zijn geweten er bij haalde, ik hem in zijn zwak tastte. Inplaats van echter den prijs te verhoogen tot tien of twaalf pistolen, schaamde hij zich niet mij drie dukaten te bieden, die ik zoo verheugd aannam alsof ik nog bij dien handel had gewonnen.
Na mij zoo voordeelig van den muilezel ontdaan te hebben, bracht mijn waard mij bij een muilezeldrijver, die den volgenden dag naar Astorga vertrok. Deze man vertelde mij, dat hij voor dag en dauw ging vertrekken en dat hij zorg zou dragen mij te wekken. Wij werden het over den prijs van den muilezel en mijn voedsel eens en toen alles tusschen ons geregeld was, keerde ik terug naar de herberg met Corcuelo, die mij onderweg de geschiedenis van dien ezeldrijver begon te vertellen. Hij vertelde mij alles wat men in het stadje van dien man wist. Hij begon mij al tamelijk te vervelen met zijn onbelangrijk gepraat, toen gelukkig iemand hem in de rede kwam vallen. Deze man was vrij goed gekleed en sprak zeer beschaafd. Ik liet die twee dus samen achter en vervolgde mijn weg, zonder eraan te denken dat ik het onderwerp van hun gesprek werd.
Zoodra ik in de herberg kwam, bestelde ik mijn avondeten en daar het vastendag was, bracht men mij eieren. Terwijl men deze klaarmaakte, begon ik een gesprek met de waardin, die ik tot nu toe niet gezien had. Zij zag er nogal aardig uit en haar bewegingen waren zoo levendig, dat ik uit mijzelf wel de gevolgtrekking kon maken, dat de herberg goed beklant was, ook al had de waard mij dit niet gezegd. Toen de omelette klaar was, ging ik alleen aan een tafel zitten. Nauwelijks had ik het eerste hapje in den mond, of de waard kwam binnen, gevolgd door den man die hem op straat had staande gehouden. Hij was als ruiter gekleed, droeg een lang rapier en kon ongeveer dertig jaar zijn. Hij kwam haastig op mij toeloopen en sprak mij aldus aan: "Mijn waarde heer student, ik heb daareven gehoord, dat gij Gil Blas de Santillano zijt, het sieraad van Ovi��do en de ster der philosophie! Zijt gij waarlijk die geleerde heldere geest, waarvan de roep zoo groot is hier in het land? Gij moet weten," zoo richtte hij zich tot den waard en de waardin, "welk een schat gij herbergt,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 149
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.