gij ziet in dezen jongeling het achtste wereldwonder." Vervolgens kwam hij naar mij toe, omhelsde mij en riep uit: "Vergeef mij mijn vervoering, ik ben mij niet meer meester door de vreugde, die gij mij door uw tegenwoordigheid veroorzaakt."
Ik kon hem niet terstond antwoorden, daar hij mij zoo vastgeklemd hield, dat ik bijna niet kon ademen. Toen ik eindelijk mijn hoofd vrij had, zei ik: "Ik dacht niet, mijnheer, dat mijn naam in Pegnaflor bekend was."
"Hoe," antwoordde hij, "niet bekend? wij houden boek van alle gewichtige personen twintig mijlen in het rond. Gij gaat hier door voor een wonderkind en ik twijfel er geenszins aan, of Spanje zal eens even trotsch op u zijn, als Griekenland op zijn wijzen." Deze woorden werden gevolgd door een nieuwe omarming, die ik mij nog moest getroosten op gevaar af het lot van Ant?us te ondergaan. Als ik maar wat meer ondervinding had gehad, zou ik niet het slachtoffer geworden zijn van deze vertooning en van dezen overdreven lof. Ik zou dan wel begrepen hebben, dat ik te doen had met een van die parasieten, die men in alle steden aantreft en die zich bij iederen vreemdeling weten in te dringen om op diens kosten hun buik te vullen; mijn jeugd en mijn gestreelde ijdelheid deden mij echter anders oordeelen. Ik beschouwde mijn vereerder als een hoogst eerlijk man en noodigde hem uit het souper met mij te gebruiken.
"Met zeer veel genoegen," riep hij uit, "ik ben mijn goed gesternte zoo dankbaar, dat het mij den beroemden Gil Blas de Santillano heeft doen ontmoeten, dat ik natuurlijk zoolang mogelijk van mijn geluk hoop te genieten. Ik heb weliswaar niet veel trek, maar zal mij toch bij u neerzetten om u gezelschap te houden en ik zal dan een paar stukjes eten om u een genoegen te doen."
Zoo sprekende ging mijn bewonderaar tegenover mij zitten, terwijl men een bord voor hem op tafel plaatste. Allereerst wierp hij zich op de omelet en dat met zulk een gulzigheid, alsof hij in geen drie dagen een stukje had gegeten. Te oordeelen naar de wijze waarop hij er mee omsprong, zag ik wel dat zij spoedig naar binnen gewerkt zou zijn. Ik bestelde een tweede die zoo snel werd gemaakt, dat men hem ons voorzette juist toen wij de eerste op hadden of beter gezegd toen mijn overbuur met eten ophield. Hij werkte al even handig met de tweede, doch vond toch nog tusschen het eten door den tijd mij allerlei lof toe te zwaaien, wat mij erg trotsch op mijn persoontje deed zijn. Intusschen dronk hij terdege, nu eens op mijne gezondheid dan weer op de gezondheid van mijne ouders, die hij gelukkig prees zulk een zoon te hebben. Tegelijkertijd schonk hij mijn glas dan vol en noodigde mij uit met hem te klinken. Ik voldeed hieraan en goed gebuid door zijn lof en den wijn, vroeg ik aan den waard of hij ons geen visch kon bezorgen, daar de omelette bijna half op was. Corcuelo, die zooals blijkt onder een hoedje speelde met den kwartjesvinder, antwoordde mij: "Ik heb nog een heerlijke forel maar zij is zeer duur en veel te lekker voor u."--"Wat noemt gij te lekker?" zeide toen mijn vleier op verbaasden toon; "hoe komt ge daarbij. Niets is te goed voor mijnheer Gil Blas de Santillano die ten volle verdient als een vorst behandeld te worden".
Ik was zeer voldaan, dat hij de laatste woorden van den waard boos opnam en hij voorkwam slechts mijn eigen aanmerking. Ik voelde mij beleedigd en zei trotsch tot Corcuelo: "Breng ons uw forel en bekommer je maar niet om de rest". De waard, die niets liever wilde, ging haar klaarmaken en diende 'r spoedig op. Op het zien van dezen schotel zag ik een innige vreugde blinken in de oogen van den parasiet, die mij natuurlijk weer een groot genoegen wilde doen door op den visch aan te vallen zooals hij het op de eieren had gedaan. Ten slotte moest hij echter ophouden, daar hij tot aan zijn keel vol was. Na zijn genoegen te hebben gegeten en gedronken, wilde hij eindelijk een einde maken aan de comedie: "Mijnheer Gil Blas", zei hij opstaande van tafel, "ik ben te zeer tevreden over uw goed onthaal om u niet voor mijn vertrek een goeden raad te geven, dien gij naar 't mij schijnt wel noodig hebt. Pas in het vervolg op voor loftuitingen en wantrouw personen die gij niet kent. Gij zoudt nog anderen kunnen ontmoeten, die zich evenals ik zouden willen vermaken ten koste van uwe lichtgeloovigheid, en die de grap nog verder zouden kunnen drijven. Pas op, dat gij niet hun slachtoffer wordt en denk niet dat gij het achtste wereldwonder bent, al zeggen ze het nog zoo vaak."
Hierop lachte hij mij in mijn gezicht uit
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.