De Zonderlinge Lotgevallen van Gil Blas van Santillano | Page 5

Alain René le Sage
de Santillano zijt, het
sieraad van Oviédo en de ster der philosophie! Zijt gij waarlijk die
geleerde heldere geest, waarvan de roep zoo groot is hier in het land?
Gij moet weten," zoo richtte hij zich tot den waard en de waardin,
"welk een schat gij herbergt, gij ziet in dezen jongeling het achtste
wereldwonder." Vervolgens kwam hij naar mij toe, omhelsde mij en
riep uit: "Vergeef mij mijn vervoering, ik ben mij niet meer meester
door de vreugde, die gij mij door uw tegenwoordigheid veroorzaakt."
Ik kon hem niet terstond antwoorden, daar hij mij zoo vastgeklemd

hield, dat ik bijna niet kon ademen. Toen ik eindelijk mijn hoofd vrij
had, zei ik: "Ik dacht niet, mijnheer, dat mijn naam in Pegnaflor bekend
was."
"Hoe," antwoordde hij, "niet bekend? wij houden boek van alle
gewichtige personen twintig mijlen in het rond. Gij gaat hier door voor
een wonderkind en ik twijfel er geenszins aan, of Spanje zal eens even
trotsch op u zijn, als Griekenland op zijn wijzen." Deze woorden
werden gevolgd door een nieuwe omarming, die ik mij nog moest
getroosten op gevaar af het lot van Antëus te ondergaan. Als ik maar
wat meer ondervinding had gehad, zou ik niet het slachtoffer geworden
zijn van deze vertooning en van dezen overdreven lof. Ik zou dan wel
begrepen hebben, dat ik te doen had met een van die parasieten, die
men in alle steden aantreft en die zich bij iederen vreemdeling weten in
te dringen om op diens kosten hun buik te vullen; mijn jeugd en mijn
gestreelde ijdelheid deden mij echter anders oordeelen. Ik beschouwde
mijn vereerder als een hoogst eerlijk man en noodigde hem uit het
souper met mij te gebruiken.
"Met zeer veel genoegen," riep hij uit, "ik ben mijn goed gesternte zoo
dankbaar, dat het mij den beroemden Gil Blas de Santillano heeft doen
ontmoeten, dat ik natuurlijk zoolang mogelijk van mijn geluk hoop te
genieten. Ik heb weliswaar niet veel trek, maar zal mij toch bij u
neerzetten om u gezelschap te houden en ik zal dan een paar stukjes
eten om u een genoegen te doen."
Zoo sprekende ging mijn bewonderaar tegenover mij zitten, terwijl men
een bord voor hem op tafel plaatste. Allereerst wierp hij zich op de
omelet en dat met zulk een gulzigheid, alsof hij in geen drie dagen een
stukje had gegeten. Te oordeelen naar de wijze waarop hij er mee
omsprong, zag ik wel dat zij spoedig naar binnen gewerkt zou zijn. Ik
bestelde een tweede die zoo snel werd gemaakt, dat men hem ons
voorzette juist toen wij de eerste op hadden of beter gezegd toen mijn
overbuur met eten ophield. Hij werkte al even handig met de tweede,
doch vond toch nog tusschen het eten door den tijd mij allerlei lof toe te
zwaaien, wat mij erg trotsch op mijn persoontje deed zijn. Intusschen
dronk hij terdege, nu eens op mijne gezondheid dan weer op de

gezondheid van mijne ouders, die hij gelukkig prees zulk een zoon te
hebben. Tegelijkertijd schonk hij mijn glas dan vol en noodigde mij uit
met hem te klinken. Ik voldeed hieraan en goed gebuid door zijn lof en
den wijn, vroeg ik aan den waard of hij ons geen visch kon bezorgen,
daar de omelette bijna half op was. Corcuelo, die zooals blijkt onder
een hoedje speelde met den kwartjesvinder, antwoordde mij: "Ik heb
nog een heerlijke forel maar zij is zeer duur en veel te lekker voor
u."--"Wat noemt gij te lekker?" zeide toen mijn vleier op verbaasden
toon; "hoe komt ge daarbij. Niets is te goed voor mijnheer Gil Blas de
Santillano die ten volle verdient als een vorst behandeld te worden".
Ik was zeer voldaan, dat hij de laatste woorden van den waard boos
opnam en hij voorkwam slechts mijn eigen aanmerking. Ik voelde mij
beleedigd en zei trotsch tot Corcuelo: "Breng ons uw forel en
bekommer je maar niet om de rest". De waard, die niets liever wilde,
ging haar klaarmaken en diende 'r spoedig op. Op het zien van dezen
schotel zag ik een innige vreugde blinken in de oogen van den parasiet,
die mij natuurlijk weer een groot genoegen wilde doen door op den
visch aan te vallen zooals hij het op de eieren had gedaan. Ten slotte
moest hij echter ophouden, daar hij tot aan zijn keel vol was. Na zijn
genoegen te hebben gegeten en gedronken, wilde hij eindelijk een einde
maken aan de comedie: "Mijnheer Gil Blas", zei hij opstaande van tafel,
"ik ben te zeer tevreden over uw goed onthaal om u niet voor mijn
vertrek een goeden raad te geven, dien gij naar 't mij schijnt wel noodig
hebt. Pas in het vervolg op voor loftuitingen en wantrouw personen die
gij niet kent. Gij zoudt nog anderen kunnen ontmoeten, die zich
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 150
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.