hij begeerig was die van anderen te hooren. Hij vertelde
mij zonder de minste noodzakelijkheid dan ook al heel spoedig dat hij
lang als sergeant gediend had in dienst van den koning en dat hij nu
vijftien maanden den dienst had verlaten en getrouwd was met een
meisje uit Castropol, die er wel een beetje bazig uitzag, doch uitstekend
voor zijn zaak was. Verder vertelde hij mij nog een menigte andere
dingen, die mij in 't minst niet interesseerden en vroeg mij daarna,
meenende daartoe nu het volste recht te hebben, vanwaar ik kwam,
waar ik heenging en wie ik was.
Hierop moest ik nu punt voor punt antwoorden, omdat hij iedere vraag
zeer gewichtig deed. Hij vroeg mij zoo onderdanig zijne
nieuwsgierigheid te willen verontschuldigen, dat ik zijne
weetgierigheid wel moest tevreden stellen. Hierdoor geraakte ik in een
lang gesprek met hem, vertelde hem mijn plan om den muilezel te
verkoopen en waarom ik dat doen wilde. Ik vertelde hem, dat ik met
een muilezeldrijver verder wilde gaan, iets wat hij dadelijk zeer goed
keurde, mij er op wijzende aan hoeveel gevaren ik nog bloot stond en
mij allerlei vreeselijk treurige geschiedenissen van reizigers verhalende.
Ik dacht, dat er geen eind aan zijn vertellingen zou komen, maar toch
hield hij eindelijk op, mij zeggende, dat, als ik den muilezel wilde
verkoopen, hij een eerlijken paardenkooper kende, die hem wel van mij
zou willen koopen. Ik zeide hem, dat ik gaarne met dien man kennis
zou willen maken en hij ging hem terstond voor mij halen.
Hij kwam spoedig met den man terug, stelde hem aan mij voor en prees
vooral zeer zijn eerlijkheid. Wij gingen daarna met ons drieën naar de
binnenplaats en mijn muilezel werd voorgebracht. Men liet het dier
voor den paardenkooper op en neer draven en deze monsterde het beest
van top tot teen. Hij begon met er zeer veel slechts van te zeggen. Ik
moest toegeven, dat men er niet veel goeds van kon vertellen, maar al
ware hij van den paus geweest, dan zou hij er nog iets op hebben
aangemerkt. Hij verklaarde, dat hij alle mogelijke gebreken had, en om
mij beter te overtuigen bevestigde hij dit ook tegen den waard, die
ongetwijfeld er zijn goede redenen voor had het te beamen. "Wel", zei
daarop de paardenkooper, "hoeveel moet je voor dat beest hebben?" Na
den lof dien hij ervan had gezongen en na de bevestiging van Corcuela,
dien ik voor een eerlijk man en deskundige hield, zou ik geneigd zijn
geweest het dier voor niets te geven. Ik antwoordde daarom, dat ik het
geheel aan hem overliet, dat hij het beest dus maar moest schatten en
dat ik mij bij die schatting zou neerleggen. Hij antwoordde daarop dat,
als ik zijn geweten er bij haalde, ik hem in zijn zwak tastte. Inplaats van
echter den prijs te verhoogen tot tien of twaalf pistolen, schaamde hij
zich niet mij drie dukaten te bieden, die ik zoo verheugd aannam alsof
ik nog bij dien handel had gewonnen.
Na mij zoo voordeelig van den muilezel ontdaan te hebben, bracht mijn
waard mij bij een muilezeldrijver, die den volgenden dag naar Astorga
vertrok. Deze man vertelde mij, dat hij voor dag en dauw ging
vertrekken en dat hij zorg zou dragen mij te wekken. Wij werden het
over den prijs van den muilezel en mijn voedsel eens en toen alles
tusschen ons geregeld was, keerde ik terug naar de herberg met
Corcuelo, die mij onderweg de geschiedenis van dien ezeldrijver begon
te vertellen. Hij vertelde mij alles wat men in het stadje van dien man
wist. Hij begon mij al tamelijk te vervelen met zijn onbelangrijk
gepraat, toen gelukkig iemand hem in de rede kwam vallen. Deze man
was vrij goed gekleed en sprak zeer beschaafd. Ik liet die twee dus
samen achter en vervolgde mijn weg, zonder eraan te denken dat ik het
onderwerp van hun gesprek werd.
Zoodra ik in de herberg kwam, bestelde ik mijn avondeten en daar het
vastendag was, bracht men mij eieren. Terwijl men deze klaarmaakte,
begon ik een gesprek met de waardin, die ik tot nu toe niet gezien had.
Zij zag er nogal aardig uit en haar bewegingen waren zoo levendig, dat
ik uit mijzelf wel de gevolgtrekking kon maken, dat de herberg goed
beklant was, ook al had de waard mij dit niet gezegd. Toen de omelette
klaar was, ging ik alleen aan een tafel zitten. Nauwelijks had ik het
eerste hapje in den mond, of de waard kwam binnen, gevolgd door den
man die hem op straat had staande gehouden. Hij was als ruiter gekleed,
droeg een lang rapier en kon ongeveer dertig jaar zijn. Hij kwam
haastig op mij toeloopen en sprak mij aldus aan: "Mijn waarde heer
student, ik heb daareven gehoord, dat gij Gil Blas
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.