De Werken van William Shakespeare | Page 4

Dr. L.A.J. Burgersdijk
glover,
genoemd; dat hij bovendien graanhandel dreef, blijkt uit een klacht,
door hem in hetzelfde jaar tegen zekeren Henry Fyld ingediend, die
hem 18 quarten gerst schuldig bleef. Hij hield zich ongetwijfeld met het
landbouwbedrijf bezig, zoowel met het verbouwen van granen als met
het fokken van vee, en trachtte de opbrengst van zijn landerijen en
weiden op allerlei wijze van de hand te zetten, zoodat hij in graan, in
wol en vee handelde, en ook vleesch en leder ter markt bracht, en het
laatste ook tot handschoenen verwerkte. Dat het hem in de wereld goed
ging en dat hij een wakker, bruikbaar man was, blijkt uit de stedelijke
documenten. In 1556 kocht hij twee huizen, elk met een tuin, het een in
de Henley-straat, het ander in Greenhill-straat; in 1557 werd hij
benoemd in een commissie tot wering van plaatselijke misbruiken en
ook tot keurmeester van brood en bier. Het was waarschijnlijk in het
laatst van hetzelfde jaar, dat hij trouwde, en wel met Mary Arden, de
zevende en jongste dochter van den een jaar te voren overleden Robert
Arden, denzelfden, van wien zijn vader pachter was geweest. Hij deed
er een goed huwelijk mede, want de Ardens waren een welgestelde en
in Warwickshire zeer geachte familie; zij bracht hem onder andere een
huis met landerijen aan, Ashbies geheeten en onder Wilmecote
(Wincott) gelegen. In 1558 werd hem een dochter geboren, die den
naam Johanna ontving en waarschijnlijk jong gestorven is, in 1562 een

dochter Margaretha, die slechts weinige maanden oud werd.
Middelerwijl werden aan John Shakspere telkens nieuwe stedelijke
betrekkingen opgedragen [2]. Dat hij hiertoe geschikt gerekend werd,
moet ons geen hooge letterkundige ontwikkeling bij hem doen
vermoeden; de vader van den grooten dichter kon zijn naam niet
teekenen, hij behielp zich met een kruisje of met een figuur, die
eenigszins op een krombeenigen passer geleek. Trouwens, er waren er
meer in zijn geval: in een officiëel stuk van 1565, dat door negentien
burgers en aldermannen onderteekend moest worden, met hem nog
twaalf; slechts zes konden zelf hun naam schrijven.
In April 1564 werd hem zijn derde kind, zijn oudste zoon, geboren; het
doopboek van de kerk der Heilige Drieëenheid vermeldt als gedoopt:
"1564, April 26, Gulielmus filius Johannes Shakspere." De geboortedag
van "William, zoon (van) John Shakspere," is onbekend; men heeft er
23 April voor gelieven aan te nemen, doch ongetwijfeld ten onrechte;
men behoeft niet zonder bepaalde reden te onderstellen, dat het kind
zoo jong gedoopt werd, en bovendien is dit in tegenspraak met het
onderschrift, dat onder zijn buste in de kerk gebeiteld is. Men leest daar,
dat hij stierf in het jaar onzes Heeren 1616, in zijn 53ste jaar, den 23
April: Obiit Ano Doi 1616, Ætatis 53, die 23 Apr. Ware hij juist op zijn
verjaardag gestorven, dan zou deze bijzonderheid, en niet, dat hij in
zijn 53ste jaar was, in het opschrift vermeld zijn. Zijn verjaardag valt
dus zeker vóór 23 April. Overigens zij opgemerkt, dat al de
dagteekeningen hier volgens den ouden stijl zijn medegedeeld en naar
onze rekening tien dagen later zouden vallen; voor 26 April leze men,
als men naar den nieuwen stijl rekenen wil, die in Engeland eerst 2
September 1772 ingevoerd werd, 6 Mei.
Dat het doopboek den naam Shakspere schrijft, behoeft geenszins te
verwonderen; het is de zuivere schrijfwijze van den naam, zooals hij in
Warwickshire steeds werd uitgesproken; deze uitspraak zou men ook
door de spelling Shaxpere kunnen teruggeven, waarbij men de klinkers
kort moet uitspreken, doch hun overigens den oorspronkelijken klank
moet geven, zooals die ook in het Nederlandsch gehoord wordt. De
naam is in de stukken van dien tijd op velerlei wijze verkeerd gespeld;

de schrijfwijze Shakspere is de juiste en werd ook, blijkens de weinige,
niet altijd volkomen duidelijke handteekeningen, die wij van den
dichter bezitten, door hemzelf gebezigd, als hij zijn naam in een
gedrukt boek schreef om het als zijn eigendom te waarmerken [3] of
een officiëel document had te onderteekenen; toen hij echter als
schrijver en dichter optrad, bij de onderteekening namelijk der opdracht
van de twee eenige door hemzelf uitgegeven werken, verkoos hij de
schrijfwijze, die de beteekenis van zijn naam beter deed uitkomen,
Shakespeare, "speerdriller", welke in zijn tijd met den vollen langen
klank van de a en e en ongeveer als Shaakspeer (de klinkers dus op de
gewone, ook in het Nederlandsch gebruikelijke wijze) uitgesproken
werd; ook zijn vrienden, die in 1623 zijn gezamenlijke tooneelwerken
uitgaven, bezigden dezelfde schrijfwijze; met dien, door hemzelf
geijkten, naam moge hij dan ook als dichter steeds genoemd worden.
Het eerste levensjaar was voor den jeugdigen William bijzonder
hachelijk, want een boosaardige epidemische en besmettelijke ziekte
woedde te dien tijde in Engeland; zij had zich verbreid van Newhaven,
waar de soldaten, die van den oorlog in Frankrijk terugkeerden,
opgehoopt waren geweest. In 1562
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 92
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.