of terugkeerende van de groote hoofdstad. Doch de naam van
het vlek wekt waarschijnlijk alleen de herinnering bij u op aan dien
graaf de Maurepas, den minister van Lodewijk XV en Lodewijk XVI,
wiens zorgelooze lichtzinnigheid zoo onbekommerd, met zoo spelende
frivoliteit, de geweldige stormen hielp ontketenen, waarin de fransche
monarchie te gronde zou gaan.
Wij vervolgen onzen weg door de schilderachtige, heuvelrijke streek
tot aan het welvarende dorp Le Trembly, alleen merkwaardig door het
fraaie kasteel, dat langen tijd het eigendom was der familie Leclerc du
Trembly. Herinnert ge u, dat de zoo bekende en--moet ik zeggen
beroemde of befaamde?--père Joseph, de kapucyner-monnik, de vriend
en vertrouweling van den kardinaal de Richelieu, een afstammeling
was van deze familie? Richelieu en Maurepas--de man, die meer dan
iemand anders heeft medegewerkt tot de vestiging der absolute
monarchie in Frankrijk; en de man, die anderhalve eeuw later, mede het
zijne deed om deze zoo spoedig uitgeputte monarchie ten verderve te
voeren;--de beide figuren staan u voor den geest; en terwijl ge
voortwandelt, vergelijkt ge onwillekeurig in uwe gedachte den strengen,
onverbiddelijken, geduchten kardinaal, den man van ijzer en bloed, die
recht op zijn doel afging en dat ook bereikte, trots allen tegenstand van
vijanden en aarzeling van vrienden, den man, die de roemrijkste, de
aanzienlijkste hoofden van Frankrijks fieren adel vallen deed, zoodra ze
zich tegen hem durfden verheffen;--ge vergelijkt die forsche,
indrukwekkende figuur met dien beklagelijken, frivolen, onbekwamen
minister van Frankrijks laatste koningen, dien kleingeestigen vervolger
van het parlement, die juist kracht en eigenzinnigheid genoeg had om
zijne tegenstanders te verbitteren en met vuur te spelen, zonder zich te
bekommeren om den snel om zich grijpenden gloed.
Doch reeds hebben wij Le Tremblay lang achter ons; en terwijl onze
blikken dwalen door het schoone landschap, worden zij toch
onwillekeurig aangetrokken door die slotruïne op gindschen heuvel,
aan welks voet het stedeke Montfort-l'Amaury zoo rustig en kalm
nederligt. Ernstig en statig overschouwt ze de gansche liefelijke vallei,
deze oude slotruïne, waarvan de naam alleen u treft als een klank uit
den ouden tijd, als eene herinnering uit lang vervlogen dagen. En
inderdaad, ze weet van oude tijden, van eene ondergegane wereld, van
wapenroem en ridderlijken glans, te verhalen. Deze burgt was eenmaal
de zetel dier machtige heeren en graven van Montfort, wier naam eene
zoo breede plaats beslaat in de kronieken der oude feodale monarchie.
In de vrouwelijke lijn afstammende van Karel den Groote, bogen deze
fiere baronnen niet dan onwillig het hoofd voor de koningen uit het
huis van Capet, en handhaafden zich in die meer dan halve
onafhankelijkheid, die toen het wettig deel was van ieder vrijgeboren
edelman. Telkens en telkens ontmoet gij hen in de verhalen van dien
tijd, beurtelings bondgenooten of vijanden van de fransche koningen,
wier macht nog zoo wankelend, wier gebied zoo eng begrensd was.
Het ligt natuurlijk niet in onze bedoeling, de geschiedenis van dit
machtig geslacht te verhalen;--zouden wij daarbij ook wel op uwe
belangstelling mogen rekenen? Een paar grepen slechts uit den rijken
overvloed van beelden en herinneringen, die voor onzen geest oprijzen,
terwijl wij ons op den heuvel nederzetten, en de nu zoo kalme vallei
overzien, in vroeger eeuw zoo dikwerf weergalmende van het woeste
krijgsgedruisch.
Op zekeren dag in het jaar 1092 toog Filips, de koning van Frankrijk,
naar de stad Tours, en begaf zich daar naar de kerk van Sint-Jan, waar
een nieuwe doopvont zou worden ingewijd. Maar het was niet om deze
plechtigheid dat koning Filips naar Tours gekomen was. Daar bevond
zich ook Foulques, de graaf van Anjou, met zijne echtgenoote Bertrade,
dochter van Simon van Montfort: en om harentwil was de koning
herwaarts getogen. Wel was hij sedert twintig jaren gehuwd met Bertha,
de dochter van onzen graaf Floris I; maar een onwederstaanbare
hartstocht voor de schoone Bertrade had zijn gemoed overweldigd. Om
haar te kunnen bezitten, had hij zijne wettige gemalin verstooten en
naar Montreuil gebannen; nu ontmoetten de koning en de gravin van
Anjou elkander in de kerk te Tours, maakten daar de noodige afspraak,
en weinige dagen later werd Bertrade door eenigen van 's konings
mannen opgelicht en naar Orléans gevoerd, waar hij naar wachtte. De
koning wilde toen Bertrade huwen: maar geen der bisschoppen van
Frankrijk was bereid deze dubbele overspelige verbintenis in te
zegenen, niet dan met zeer veel moeite kon de koning een priester
vinden, die zich daartoe leende. Nu begon tusschen Filips eenerzijds en
de katholieke kerk, met den paus aan het hoofd, anderzijds, eene
worsteling, die jaren lang voortduurde, zonder tot eenige uitkomst te
leiden. Telkens beloofde de koning, dat hij Bertrade zou wegzenden;
maar toch hield hij haar bij zich, ondanks bij herhaling den ban over de
beide echtbrekers was uitgesproken. Doch Filips bekommerde zich
weinig over den ban. Waar de koning verscheen, werd de eeredienst
geschorst, en zoodra hij
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.