De Val van Antwerpen - 10 Oktober 1914 | Page 8

Jozef Muls
jonge luitenant der gendarmerie:
--"Indien er inderdaad 42 cm. bommen gebruikt werden tegen Luik, dan weerstaat geen enkel fort van Antwerpen." Wij dachten aan het onvermijdelijke dat zou gebeuren.

V-Wat Wij Van Den Oorlog Vernamen

De menschen leefden voort in hunne huizen en kamers in eene schier-volledige onbewustheid. Wie dacht er ernstig binnen de wallen van Antwerpen aan de groote ontschakeling van de wereld? Het ergste wat er van den oorlog verwacht werd was een beleg der stad, dat maanden, een jaar lang misschien kon duren. Maar ieder meende genoegzaam voor proviand gezorgd te hebben om die harde tijden met kalmte tegemoet te zien. Ondertusschen werd alles in de huishoudingen wel vereenvoudigd en op spaarzaamheid ingericht. De menschen werden ook gemeenzamer onder elkaar, schenen te verbroederen, vergaten het onderscheid van klassen en fortuin onder het dreigement dat als een donkere wolk nu over alle hoofden hing. Maar de Engelschen, de Franschen, de Russen, de Japanners, de Serbi?rs en de Montenegrijnen waren immers daar. Het lot van Duitschland was toch beslist. En ons eigen leger dan? Had het Duitschland niet geklopt onder de forten van Luik? Had de vijand niet een wapenstilstand van 24 uren gevraagd om zijn dooden te begraven? 25000 man, zoo ging de mare, liet hij op dat eerste slagveld. Was de finantieele failliet van dat land niet aanstaande? Ging de hongersnood er niet weldra langs de straten huilen? Zou de revolutie den Keizer en heel zijn militaire caste niet weldra omverwerpen?
Wel moesten de burgers stilaan gewaar worden dat er iets aan 't veranderen was. De haven lag stil en leeg van schepen. De straten waren vol wandelende werkeloozen. Uitdeelingen van geld en goed gebeurden aan armen en vrouwen van soldaten. Maar dat kon zoo gerust een tijdje voortgaan. Het scheen al niet veel erger dan in tijd van algemeene werkstaking. Waren wij ook niet in de vacantie- maanden? In Oktober was alles misschien gedaan en voorbij en kon het werk weer hernomen worden met nieuwen moed. Duitschland zou gekneveld liggen achter den Rhijn en voor alle aangerichte schade rijkelijk moeten betalen.
Ik herinner mij nog de stemming van mijn eigen huis. Om den dienst te vergemakkelijken zaten wij meestal in onze groote wit-steenen keuken met het gele koperwerk en het blinkende pottengerij langs de muren. Bij de maaltijden spraken wij over de uitlandige huisgenooten en de verwanten in het bezette land. Tegen den wand in het vensterlicht van den hof hadden wij landkaarten opgehangen: de kaart van Europa met de oorlogvoerende staten, de kaart der Rhijnprovincie. Wij volgden de bewegingen der Russen rond Lemberg en K?nigsberg. Misleid door de al te optimistische belgische dagbladen zagen wij ze in onzen geest al oprukken naar Berlijn en dan keken wij naar de Rhijnprovincie hoe wij die bij Belgi? en Holland en Frankrijk gingen voegen. Hoe leuk zou het niet zijn, toekomend jaar, met een belgisch abonnement, een reisje te doen langs den Rhijn en er Rudesheimer te drinken alsof wij t' huis waren...
Die voorstellingen schijnen nu kinderachtig en belachelijk. Maar in de eerste dagen van Augustus had de groote massa van ons volk niet het minste benul van de vervaarlijke oorlogsmachine die Duitschland op ons had afgezonden. De generale staf en de overheden alleen wisten van het half millioen-sterke leger dat de Maas was overgekomen en zich tegenover de Gethe in front had gesteld. Het volk wist wat het las in zijn kranten: de wonderbare weerstand van Luik en hoe de duitsche regimenten er letterlijk werden neergemaaid, de weerstand op de Gethe met den slag van Haelen, waar heele skadronnen duitsche dragonders sneuvelden en de vijand wijken moest, dooden en gekwetsten op het slagveld achterlatend.
Doch dat waren in werkelijkheid slechts incidenten, ontmoetingen van voorposten, heel ons legertje van 180.000 man en in werkelijkheid misschien maar 120.000, zijnde enkel een voorpost van de groote krijgsmachten van Frankrijk en Engeland die ons tijdig hadden moeten ruggesteunen.
De droeve waarheid was dat ons leger zich eerst achter de Gethe, daarna achter de Dijle had moeten terugtrekken uit vrees van zijn linkervleugel omsingeld te zien door aanzienlijke legermachten die reeds op Aerschot en Diest dregen. De Franschen konden eerst op 18 Augustus de Maas-bruggen van Hasti��re tot Namen bezetten en het gros van hun 5de leger was toen nog maar in aantocht te Philippeville. De Engelschen hadden maar juist Maubeuge bereikt. Geen aansluiting dus met het belgisch leger. Maar daar gaven de kranten geen uitleg over. Wij wisten alleen dat op 20 Augustus ons leger blinnen de Antwerpsche vesting was samen getrokken en dienzelfden dag Brussel door de Duitschers werd bezet.
Toch werden de dagbladen met gretigheid gelezen in die dagen. Er gebeurde zooveel om en rond den oorlog en dat mocht verteld worden. Zoo vernamen wij achtereenvolgens de verschrikkelijke wandaden der Duitschers in ons land: de moorderijen en de brandstichting te Vis��, de menschenslachtingen van Dinant en Tamines,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 41
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.