de verwoesting van Leuven en van de oude wereldberoemde bibliotheek, het platleggen der gansche stad Dendermonde, de aanslagen op het schoone Mechelen en den ouden Sint Romboutstoren. De verslagen der belgische regeering over de verkrachting van het volkenrecht--en die in de dagbladen verschenen--brachten ons de veropenbaring van willekeurige terechtstellingen van burgers te Aerschot, verkrachtingen van vrouwen en meisjes, moordaanslagen op kinderen, grijsaards en geestelijken. Zoo werd de oorlog van Duitschland tegen Belgi? als een inval van barbaren. Zoo ontstond in de menschen die waanzinnige schrik, ondenkbaar in onze beschaafde eeuw, en die heele dorpen en steden deed vluchten voor den vijand, als voor een aardbeving of de voortstuwende lava van een vuurberg.
Van de groote buitenlandsche episoden van den oorlog wisten de menschen weinig of niets. De belgische dagbladen vertelden vertelsels en, nu dat zij op zich zelf moesten teren, werden zij van dag tot dag meer onbeduidend. Niets bepaalds werd vernomen van de fransche en de engelsche nederlagen te Charleroi en te Mons, niets van den val van Maubeuge en den zegevierenden inval der duitsche legers in Frankrijk,--de verhuizing der fransche regeering van Parijs naar Bordeaux was maar een voorzorgsmaatregel--niets van het achteruitslaan der Russen in Oost-Pruisen door Hindenburg. Wij teerden op den russischen stoomwals die op weg was naar Berlijn.
Dat optimisme der kranten, die strenge censuur hadden misschien hun nut. Kon de gansche waarheid wel gevoeglijk gezegd worden? Zou zij geen paniek verwekt hebben? Kon het o. a. duidelijk worden gemaakt aan de bevolking dat wij op 't oogenblik dat de duitsche aanval zich voordeed, juist een periode van grondige militaire verandering doormaakten? Dat eerst in 1918 de voorziene leger- vergrooting tot 350.000 man zou worden bereikt? Dat het zwaar geschut ons geheel en al ontbrak? Ik denk dat ons volk genoeg gezond verstand en weerstandsvermogen rijk was om de volle waarheid te kunnen verdragen. Maar de regeering oordeelde er anders over en ons volk bleef onwetend.
Ik die dagelijks, in den Kunstkring, de Times las en de hollandsche kranten en ook door mijn functies wat vernam en wist, met verschrikking, wat er gebeurde, ik kon mijn huisgenooten slechts met moeite van de werkelijkheid overtuigen.
De zegepraal aan de Marne, rond half September 1914, moest de groote rustpoos brengen in de brutale overwinningen van de Duitschers op het wester-front en deed weer eens groote doch ijdele hoop opgaan voor ons land. Maar dan kwam weer het hartverscheurende nieuws: de vernieling der cathedraal van Reims! Het schoonste werk van menschenhanden op deze aarde! Waar gingen wij toch heen?
Met volharding en vertrouwen werd er gebeden in alle kerken. De vlaggen der bondgenooten en de nationale driekleur hingen uit boven de hoog-altaren. De tempels stroomden vol in dezen grooten landsnood. De kanselredenaars lieten verschrikkelijke vermaningen hooren, riepen Sodom en Gomorrha weer op en hoe de verwoesting over die steden was gekomen omdat er geen 10 rechtvaardigen gevonden waren. Leefden wij ook niet in zonden en riepen die niet de bliksems van den hemel op onze stad? Bijzondere gebeden werden gelezen tot lafenis van de zielen der gesneuvelde soldaten. Het was aangrijpend. Een rilling liep door de scharen der geloovigen, vele oogen weenden. In de Augustijnen kerk, mijn eigen parochie, zag ik het volk staan tot op de straat. In de vallende duisternis gloeide de open poort van het inwendig licht. Ik hoorde het machtig gedreun van het orgel en de stemmen der menschen die zongen de "Braban?onne".
VI-In En Om De Forten Van Antwerpen
Het onderzoek van sommige krijgszaken vereischte reizen en verplaatsingen van het auditoraat waar ik dan d. d. griffier was. Wij bolden zoo in een auto heel de omgeving van Antwerpen af.
Ik zag de omliggende forten der verouderde verdedigingslijn, Merxem, Wijneghem, Borsbeeck, Oude-God, Wilrijk. Ik zag de verwoesting die het belgisch leger voor de verdediging der stad overal had aangericht. Ik kwam in die gewelfde wit-gekalkte kazematten, langs donkere trappen en gangen, onder duistere gewelven, waar wij commandanten en officieren vonden, met in verschillende weken niet meer geschoren baarden, en die met hunne soldaten nog alles in 't werk stelden om die verouderde stellingen toch nog in staat van verweer te brengen.
Ik bedacht toen hoe wij ze vroeger op onze wandelingen, naar het Peersbosch of naar Schilde en s' Gravenwezel, ontmoetten. Het waren oasissen van groen, verdoken achter hooge schoone boomen, in de Lente bedolven onder het gele goud der bremstruiken. Zij schenen nooit in een oorlog te zullen gebruikt worden, zoo rustig en schilderachtig kwamen zij ons voor. Hun uitzicht had iets tooverachtigs en romantisch. Nu was alles op kilometers in het rond afgehakt en neergehaald. De prachtige eeuwenoude dreven van beuken, eiken of olmen waren als in eene reusachtige orkaan omgekomen en verdwenen. De stompels staken uit ten allen kant, soms breed en rond als tafels en maakten het land tot een gruwzame wildernis. Men kon zien van het eene fort
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.