De Pleiters | Page 4

Jean Baptiste Racine
me�� genoomen, om Met leege handen niet te komen wederom. Zo kan het huis bestaan. Loop zot, gy lykt niet nader Als een kaale edelman.
LEANDER. Maar gy verstaft, myn vader. Kom, Oratyn, gelei uw meester, hy word moe, Leg hem te bed, en sluit de deur en 't venster toe; Gy zult hem koesteren, en op zyn stuipen letten.
ORATYN. Wilt dan te minste een zotte oppasser by hem zetten.
DANDYN. Wat recht hebt gy om my naar bed te brengen? zoet, Verkrygt eerst een Arrest dat ik gaan slaapen moet.
LEANDER. Wel, vader, ga maar by provisie naar d'Alkove.
DANDYN. 'k Zal gaan, maar eer ik slaap, wil ik veel eer gelooven, Dat gy zult dol zyn.
LEANDER. Wel. Ik zie hem eind'lyk gaan. Dat men hem niet verlaat. Gy Wouter blyft wat staan.
VYFDE TOONEEL.
LEANDER, WOUTER.
LEANDER. 'k Wil u een groot geheim, dat my beknelt, verklaren. Ach! Wouter, ach!
WOUTER. Hoe, Heer, moet men u ook bewaaren?
LEANDER. Dat scheelt niet veel. Helaas! myn zotheid is zo groot Als Vaders zotheid, ja noch grooter, was ik dood!
WOUTER. Hoe, wilt ge ook rechten?
LEANDER. Ei zwygt stil, en hoort me aandachtig. Kent gy dat huis wel?
WOUTER. Ha, nou vat ik je; waarachtig De liefde Heer zit jou al vroeg om 't hart, ja wel! Wou jy niet spreeken van Mejuffrouw Izabel? Heb ik jou niet gezeit, dat jou geen schoonheid nader... Maar jy moet weten, dat Jeronimo haar Vader, Zyn goed met pleiten meest heeft door het gat gejaagt. Wie duivel heeft hy in Parys niet al gedaagt? 'k Vrees sterft hy niet, hy zal heel Frankryk niet verschoonen; Daarom is hy dicht by zyn Rechter komen woonen. Jou vaar wil rechten, hy wil pleiten, wel zie daar Het zal me nieuw doen by myn zoolen, of haar vaar, Eer gy zyn dochter krygt, niet noch zo ver zal komen, Dat hy stout dagen zal myn Heer de Paus van Romen.
LEANDER. 'k Weet dat zo als gy; maar spyt zyn pleitzucht, 'k zweer, Ik sterf voor Izabel.
WOUTER. Wel, trouwt haar dan, myn Heer; Ja toch, spreek maar een woord, het zyn gedaane zaaken.
LEANDER. Neen, 'k zie geen kans om daar zo maklyk aan te raaken. Helaas! haar vader is t'ontmenscht, ik ken zyn keur; Het moet te minsten een Deurwaarder, Curateur, Of een van 't Hof zyn, die haar zien mag, en erlangen. Zy zit onzichtbaar in haar huis als een gevangen; Zy ziet haar jongmeid vaak met traanen overlaan, Myn liefde in rook, haar goed in 't pleiten heel vergaan. Zo ik hem voort laat gaan, hy zal haar ruineeren. Kent ge een bedrieger, die een man noch heet met eeren, Die trouw zyn vrienden dient, als hy geloont werd? Een ivrig dienaar.
WOUTER. Wel, myn Heer, 'k loof ja, of neen.
LEANDER. Maar zouder noch...
WOUTER. Myn Heer, was noch myn vaar in 't leven, Dat was een man die jou in 't minst niet zou begeven. O! 't was een vent, myn Heer, van d'andre weereld; hy Bedroog heel Frankryk met zyn wytze opsneiery. Hy kon, spyt Makelaar, de rechte konst van 't liegen; Ja zou de Duivel zelf door zyn verstand bedriegen: En praaten, Brugman was een kreng maar by die vent: Zyn daaden stonden op zyn voorhooft vast geprent. Hy zou een Prince koets doen stil staan; ja zou zweeren Als jy maar geld gaf, dat je zelf niet zoud begeeren. Hy was zo gaauw, liet jy hem twintig kroonen zien Om tien valsche eeden, o! hy kreeg 'er negentien. Maar wat 's de vraag? ben ik geen zoon van zulk een meester? Ik zal jou dienen.
LEANDER. gy!
WOUTER. Ja toch, myn Heer, ei, vreest'er Niet eens voor.
LEANDER. Durft ge een valsch Exploot den vader wel In handen geven?
WOUTER. Ja.
LEANDER. Durft gy aan Izabel Een brief bestellen?
WOUTER. Ja, al was het aan de drommel, Ik kan twe konsten.
LEANDER. Kom, my dunkt ik hoor gestommel, Het is Jeronimo, ik ken zyn schreuwen; 'k zal U in myn huis, de zaak ontdekken heel en al,
ZESDE TOONEEL.
JERONIMO, ORATYN.
JERONIMO, weggaande en wederkomende. Bewaar het huis wel, 'k kom straks we��r, laat jou beleezen Van niemand, om om hoog te gaan, of jy meugt vrezen. Bestel de brief terstond aan 't posthuys van Soutfleur; En brengt de Haas, omtrent half vyf myn Procureur. Indien zyn Klerk hier komt, zo schenkt hem eens Rossolis, Of uit myn fles, die in het hok staat, daar de kool is, En geef hem dan de zak, die aan de trap hangt, me��. Laat zien, 'k vergeet nu niet. Ja; maakt de boonen re�� Ik ben noch nochteren. Misschien zal naar my vragen Een magerachtig man, die zomtyds heele dagen Op myn Comptoir zit, en geduurig voor my zweert, Wanneer myn weerparty getuigenis begeert; Maar laat hem wachten. 'k Vrees myn Rechter mogt aars uit zyn, 't Is reeds by vieren, en dan zou myn zaak verbruit
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 19
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.