De Pleiters | Page 3

Jean Baptiste Racine
hy wil slaapen in de muts en Rechters kleeren. Hy deed zyn haan onlangs uit gramschap 't hooft afslaan, Omdat hy laater, als wel eer, was opgestaan: Hy zei een Pleiter had, wiens zaak niet wel wou vlooten, Hem listig omgekogt, en 't beest gevult de pooten. Ja wel, de pikken schen die zotten met elkaar. Zyn zoon verbied my om te spreeken met zyn vaar, En laat hem dag en nacht van ons op straat bewaaken, Want anders zou hy 't hier in huis zo lang niet maaken. Myn Heer, denkt list op list, om ons, hem toevertrouwt, 't Ontsnappen, ik voor my, ik slaap niet meer; geen hout Is ook zo mager als ik word, 'k doe niet als gaapen. Maar hy mag waken dien het lust, ik ga wat slaapen: Dit zal myn kussen zyn. Ik meen heel onbevreest Van nacht te slaapen, want myn Heer slaapt als beest. Kom, kom.
TWEDE TOONEEL.
WOUTER, ORATYN.
WOUTER. Ho, Oratyn!
ORATYN. Ja wel... maar'k mag maar zwygen, 'k Vrees dat hy bang is dat ik hier de pip zal krygen.
WOUTER. Wat drommel doe je hier zo vroeg op straat te gaan?
ORATYN. Hoe, moet men altyd op verloore schiltwacht staan, Een man bewaaren die niet doed als schreeuwen, tieren? 'k Loof 't is een tovenaar, zo duivels kan hy gieren.
WOUTER. Wat zegje!
ORATYN. Hoor, ik zet hem bevende van kouw, En geeuwende van vaak, hoe dat ik slaapen wou, Geef een Request in, zei hy we��r, dat jy wilt slaapen. Ja wel, zie daar, 'k begin we��r van 't verhaal te gaapen; Ik slaap al praatende; goe nacht.
WOUTER. Goenacht, ziedaar Ik zweer je zo... maar zacht, ik hoor in huis gebaar.
DERDE TOONEEL.
DANDYN, WOUTER, ORATYN.
DANDYN in 't venster. Waar zyt gy Oratyn? ? Wouter!
WOUTER tegen Oratyn. Stil.
DANDYN. Dat's wonder, Ik zie myn wachters noch om hoog in 't huis, noch onder. Dat 's goed, 'k zal springen uit het venster op de straat, Want zo ik wachte, en zy hier kwamen, was 't te laat.
WOUTER. Hoe, springt de gek?
ORATYN. Ha! ha! dat's beet, myn Heer.
DANDYN. Helpt, vrinden! Helpt, dieven! moord!
ORATYN. Hou smoel, sta stil, of 'k zal je binden.
WOUTER. Ja, schreeuw maar.
DANDYN. Helpt, men dood me!
VIERDE TOONEEL.
DANDYN, LEANDER, WOUTER, ORATYN.
LEANDER. Och, och! 'k vrees voor verraad; Ras brengt een kaars hier, 'k hoor myn vader in de straat. Wat doe je hier? wat wil je we��r zo vroeg beslechten? 't Is nacht, waar loop je he��n myn vader?
DANDYN. 'k Wil gaan rechten.
LEANDER. Wie rechten? 't slaapt hier al.
ORATYN. Ik niet, dat schut ik Heer.
LEANDER. De zakken hangen hem tot op zyn schoenen ne��r!
DANDYN. 'k Wil in drie maanden in myn huis niet weder komen, Des heb ik zakken en Processen me��genoomen.
LEANDER. Wie zal je voeden?
DANDYN. Wie? ik denk de slager.
LEANDER. Maar, Waar zal je slaapen?
DANDYN. In de Vierschaar, dat is raar.
LEANDER. Neen, eet en slaapt in huis, dat zal u beter voegen Als in de Vierschaar; laat uw hof u vergenoegen. Ei, vader, laat myn raad zo veel op uw gemoed Vermogen; denkt om uw gezondheid, die...
DANDYN. Heel goed, Ik wil ziek wezen.
LEANDER. Gy zyt ziek genoeg; ga heenen, Leg u te rust, gy hebt geen vlees me��r aan jou beenen.
DANDYN. Te rust! gelykt ge u zelf by my? meent gy, wat smaat! Als dat een Rechter niet te doen heeft als de straat, Gelyk een schytvalk, met de degen wat te vegen? Met knechts te zwerven, dan door 't hof, dan langs de wegen? Mooy weer te speelen steeds in kroegen zonder tal? Des daags naar 't dobbelschool te loopen, 's nachts naar 't bal? Ha! geld te winnen is van grooter consequentie. Elk zo een strikje kost uw vader een sententie. Myn rok maakt u beschaamt. Gy, gy een Rechters zoon! Foei, schaam je wat, gy speelt voor edelman, ? hoon! Wel aan Dandyn, wil in uw kamer eens verschynen, Bezie de beelden der doorluchtige Dandynen, Dat waaren mannen, ha! en Rechters van verstand, Zy sliepen in de rok, om vroeg we��r by der hand Te wezen. Kom, bezie de giften van een Rechter By die van een Baron, en oordeel dan wie slechter, En kaalder wezen zal in 't einde van het jaar. Wat is doch een Baron me��r als een kerkpilaar! Hoe veel zaagt gy 'er wel van die gekante baazen, Hier in myn woelig hof, in hunne handen blaazen, En trentelen van kouw, tot dat zy, om by 't vuur Te komen, moesten 't spit by na de derd'half uur Omdraijen. Welk een spyt! denkt gy wel om uw Broeder? Zyn dit de lessen van uw afgestorve moeder? Die arme Magdaleen! ach, 'k denk noch, hoe die vrouw, Geen Audientie, hoe gering, verzuimen zouw; Nooit, nooit verliet zy my, en 't is my niet vergeeten Wat zy daar dikwils al van daan bragt; ja de speeren, De slagers doeken had zy
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 19
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.