rol zo lang gaan speulen, Zo lang gewaakt, dat
hy een slag heeft van de meulen. Dan wil hy een voor een ons
vonnissen; enfyn Hij preuveld dag op dag een duivel van Latyn, Daar
ik geen woord van weet; ja, 'k hoor hem dikwils zweeren. Dat hy wil
slaapen in de muts en Rechters kleeren. Hy deed zyn haan onlangs uit
gramschap 't hooft afslaan, Omdat hy laater, als wel eer, was opgestaan:
Hy zei een Pleiter had, wiens zaak niet wel wou vlooten, Hem listig
omgekogt, en 't beest gevult de pooten. Ja wel, de pikken schen die
zotten met elkaar. Zyn zoon verbied my om te spreeken met zyn vaâr,
En laat hem dag en nacht van ons op straat bewaaken, Want anders zou
hy 't hier in huis zo lang niet maaken. Myn Heer, denkt list op list, om
ons, hem toevertrouwt, 't Ontsnappen, ik voor my, ik slaap niet meer;
geen hout Is ook zo mager als ik word, 'k doe niet als gaapen. Maar hy
mag waken dien het lust, ik ga wat slaapen: Dit zal myn kussen zyn. Ik
meen heel onbevreest Van nacht te slaapen, want myn Heer slaapt als
beest. Kom, kom.
TWEDE TOONEEL.
WOUTER, ORATYN.
WOUTER. Ho, Oratyn!
ORATYN. Ja wel... maar'k mag maar zwygen, 'k Vrees dat hy bang is
dat ik hier de pip zal krygen.
WOUTER. Wat drommel doe je hier zo vroeg op straat te gaan?
ORATYN. Hoe, moet men altyd op verloore schiltwacht staan, Een
man bewaaren die niet doed als schreeuwen, tieren? 'k Loof 't is een
tovenaar, zo duivels kan hy gieren.
WOUTER. Wat zegje!
ORATYN. Hoor, ik zet hem bevende van kouw, En geeuwende van
vaak, hoe dat ik slaapen wou, Geef een Request in, zei hy weêr, dat jy
wilt slaapen. Ja wel, zie daar, 'k begin weêr van 't verhaal te gaapen; Ik
slaap al praatende; goe nacht.
WOUTER. Goenacht, ziedaar Ik zweer je zo... maar zacht, ik hoor in
huis gebaar.
DERDE TOONEEL.
DANDYN, WOUTER, ORATYN.
DANDYN in 't venster. Waar zyt gy Oratyn? Ô Wouter!
WOUTER tegen Oratyn. Stil.
DANDYN. Dat's wonder, Ik zie myn wachters noch om hoog in 't huis,
noch onder. Dat 's goed, 'k zal springen uit het venster op de straat,
Want zo ik wachte, en zy hier kwamen, was 't te laat.
WOUTER. Hoe, springt de gek?
ORATYN. Ha! ha! dat's beet, myn Heer.
DANDYN. Helpt, vrinden! Helpt, dieven! moord!
ORATYN. Hou smoel, sta stil, of 'k zal je binden.
WOUTER. Ja, schreeuw maar.
DANDYN. Helpt, men dood me!
VIERDE TOONEEL.
DANDYN, LEANDER, WOUTER, ORATYN.
LEANDER. Och, och! 'k vrees voor verraad; Ras brengt een kaars hier,
'k hoor myn vader in de straat. Wat doe je hier? wat wil je weêr zo
vroeg beslechten? 't Is nacht, waar loop je heên myn vader?
DANDYN. 'k Wil gaan rechten.
LEANDER. Wie rechten? 't slaapt hier al.
ORATYN. Ik niet, dat schut ik Heer.
LEANDER. De zakken hangen hem tot op zyn schoenen neêr!
DANDYN. 'k Wil in drie maanden in myn huis niet weder komen, Des
heb ik zakken en Processen meêgenoomen.
LEANDER. Wie zal je voeden?
DANDYN. Wie? ik denk de slager.
LEANDER. Maar, Waar zal je slaapen?
DANDYN. In de Vierschaar, dat is raar.
LEANDER. Neen, eet en slaapt in huis, dat zal u beter voegen Als in de
Vierschaar; laat uw hof u vergenoegen. Ei, vader, laat myn raad zo veel
op uw gemoed Vermogen; denkt om uw gezondheid, die...
DANDYN. Heel goed, Ik wil ziek wezen.
LEANDER. Gy zyt ziek genoeg; ga heenen, Leg u te rust, gy hebt geen
vlees meêr aan jou beenen.
DANDYN. Te rust! gelykt ge u zelf by my? meent gy, wat smaat! Als
dat een Rechter niet te doen heeft als de straat, Gelyk een schytvalk,
met de degen wat te vegen? Met knechts te zwerven, dan door 't hof,
dan langs de wegen? Mooy weer te speelen steeds in kroegen zonder tal?
Des daags naar 't dobbelschool te loopen, 's nachts naar 't bal? Ha! geld
te winnen is van grooter consequentie. Elk zo een strikje kost uw vader
een sententie. Myn rok maakt u beschaamt. Gy, gy een Rechters zoon!
Foei, schaam je wat, gy speelt voor edelman, ô hoon! Wel aan Dandyn,
wil in uw kamer eens verschynen, Bezie de beelden der doorluchtige
Dandynen, Dat waaren mannen, ha! en Rechters van verstand, Zy
sliepen in de rok, om vroeg weêr by der hand Te wezen. Kom, bezie de
giften van een Rechter By die van een Baron, en oordeel dan wie
slechter, En kaalder wezen zal in 't einde van het jaar. Wat is doch een
Baron meêr als een kerkpilaar! Hoe veel zaagt gy 'er wel van die
gekante baazen, Hier in myn woelig hof, in hunne handen blaazen, En
trentelen
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.