worden.
Nog altijd hebben onze nationale kleederdrachten de bijzondere
belangstelling van ons volk en van het buitenland, ofschoon die
belangstelling zeer verschillend in soort is.
Een deel van de bevolking onzer voornaamste centra van moderne
beschaving, beschouwt die merkwaardige costumes niet anders dan als
verachtelijke overblijfsels van een verouderde, achterlijke cultuur. Zij
ergeren er zich aan, en meenen dat die blijken van boerschheid en
onbeschaafdheid nu maar zoo spoedig mogelijk moeten verdwijnen,
omdat zij landgenoot en vreemdeling niet anders dan het levende
bewijs geven van de inertie van onzen volksgeest. Andere Nederlanders,
die meer gevoel voor het eigendommelijke en pitoresque hebben, en
nog iets eigens weten te waardeeren, en die, ondanks de alles
verpletterende niveleeringswoede van wat men de hooggeroemde
moderne beschaving noemt, nog eenige zelfbewustheid hebben
overgehouden, zien in die nationale kleedij nog de laatste resten van
onze eenmaal zoo groote en eigen Nederlandsche cultuur, en waarvan
zij de laatste manifestatie in deze volks-drachten erkennen.
Voor hen zijn die drachten dan ook een bewijs dat ons volk nog "iets"
eigen Hollandsch heeft.
Maar voor vele buitenlanders, die ons land vliegensvlug doorreisden,
en niet anders dan naar oppervlakkige indrukken oordeelen, en dus niet
het "wezen" van ons volk, noch van onze nationale kleederdrachten
gezien hebben, zijn die costumes een middel geworden om heel ons
volk belachelijk voor te stellen. Zij verbinden de idee van de
Hollandschheid aan het logge uiterlijk van een grove, wijdgebroekte
visscherskerel, die zij op zijn breede klompen over het asphalt onzer
hoofdsteden zagen stappen, als één logge klos-klomp van
levensdomheid. En veel Hollanders meenen "beschaafd" te zijn door
die buitenlandsche miskenning uit domheid te billijken en na te volgen.
Die verkeerde beoordeeling bij landgenoot en vreemdeling, vindt echter
in hoofdzaak zijn grond in gebrek aan kennis van het wezen zoowel als
van de verschillende vormen van onze nationale kleedij. Bovendien
hebben de verkeerde afbeeldingen en beschrijvingen de waardeering
nog meer geschaadt.
En ... dat is tot op zekere hoogte de schuld van de Hollanders zelf. Zij
hebben de afbeelding en de beschrijving van het nationale monument
dat in hun inheemsche kleederdracht bestaat, voor het allergrootste deel
aan buitenlanders overgelaten, die er niets anders dan het vreemde, het
"rare", dikwijls slechts het belachelijke in zagen.
Meer en beter kennis van het wezen, van de bedoeling en van den vorm
van onze nationale kleederdrachten zal in het binnen- en buitenland niet
alléén die costumes, maar ook heel Nederland ten goede komen. Die
meerdere en betere kennis is meer dan noodzakelijk.
In deze het mijne bij te dragen is het doel van dit handboekje, dat, het
zij nog eens herhaald, geenszins aanspraak maakt op volledigheid, maar
slechts met de mij hier ten dienste staande middelen een algemeen en
kort overzicht over deze nationale drachten geven wil, maar met juiste
mededeelingen aan de hand van echte en ware afbeeldingen.
Th. MOLKENBOER.
Amsterdam, Juli 1916.
I. INLEIDING.
A. OVER KLEEDERDRACHTEN IN HET ALGEMEEN.
Het moet als een door de anthropologie en de cultuurgeschiedenis
bewezen waarheid gelden dat de redenen, waarom zich den mensch
kleedt, niet gevonden moeten worden in climatologische of
zedekundige gronden, maar in den wil om zich te onderscheiden.
Versiering is de eerste grondgedachte van de primitieve menschelijke
kleedij geweest, versiering van zijn eigen lijfelijke persoonlijkheid om
zich van zijn mede-menschen te onderscheiden, versiering als middel
om zijn eigen plaats onder de menschen in te nemen, als middel dus tot
zelfbestaan. De koningsmantel is de uiterste consequentie van deze
eenvoudige grondgedachte.
Later, toen den mensch zich meer en meer van de natuurstaat
verwijderde en de geheele aardbol ging bewonen, hebben zich de
wisseling in temperatuur, de bodemgesteldheid en allerlei andere
omstandigheden, die met de geologie en geographie in verband stonden,
den aard van de kleeding in de verschillende landen bepaald.
Rassen-eigenaardigheden, godsdienstige opvattingen en ten slotte
nationale en politieke oorzaken hebben daarna invloed op den vorm, de
kleur en het algemeen aspect van de kleeding gehad. En zoo ontstonden
de nationale kleederdrachten, die in hun grondgedachte niet anders
bedoelen dan de dragers reeds dadelijk, door hun kleeding, als uit dit of
dat land afkomstig, als bij dit of dat volk behoorende, te doen kennen ....
door onderscheiding.
Opmerkelijk is daarbij, dat eenzelfde soort kleedingstuk in
verschillende landen, in bijna gelijken vorm voorkomt, omdat het zijn
reden in dezelfde climatologische of gebruiks-gronden vindt. Waar dan
de hoofdvorm overal dezelfde is, zelfs de stof waaruit zoo'n
kleedingstuk in de verschillende landen is gemaakt, dezelfde blijft, is
de kleur en vooral de versiering voor ieder land of streek verschillend,
zoodat het nationale, het eigene, het onderscheidende nog zeer duidelijk
op den voorgrond treedt, ondanks de algeheele overeenkomst in het
wezen en den vorm van zoo'n stuk kleedij.
Als voorbeeld moge de veel gesmade, veel uitgelachen wijde broek van
onze Volendammers gelden, welk oer-type van beenbekleeding voor
mannen in bijna iedere Europeesche, West-Aziatische en
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.